Tijdens de Eerste Wereldoorlog hielden ze beiden een dagboek bij. Hun situatie en hun memoires zijn zowel qua volume als naar inhoud vergelijkbaar: ze verlangden naar het einde van de oorlog en naar de overwinning van de geallieerden.
Groot verschil is wel de taal waarin ze hun dagboek schreven. Het Nederlands van Loveling is nogal archaïsch en leest moeilijk. De taal van Spindler is vlot vertoont weinig verschil met het hedendaags Frans. Alhoewel het Germaans dialect van de Elzas zijn moedertaal was, beheerst hij perfect de taal van Molière.
De twee auteurs verhalen hun wedervaren tijdens de bezetting met dat verschil dat de Duitse bezetting van Gent pas begon in 1914 terwijl de Elzas al van 1871 deel uitmaakte van het Duitse keizerrijk. Een hemelsbreed verschil! De Gentenaars leden onder de bezetting maar hun leed was niet te vergelijken met de verzuchtingen van de Elzassers.
Al van in het begin legt Charles Spindler de nadruk op de francofiele gevoelens van zijn streekgenoten. De streek maakte sinds Lodewijk XIV deel uit van Frankrijk en de inwoners waren Frans voelend. De nederlaag te Sedan (1870) van de Franse keizer Napoleon III maakte er een Duits gebied van, fel tegen de zin van de overgrote meerderheid van de bevolking. De Duitsers probeerden de departementen van de Neder- en de Boven-Rijn te rück-germaniseren. De Franse taal werd amper getolereerd en de streek overspoeld met hooghartige Duitse kolonisten die het voor het zeggen kregen in de administratie, het gerecht en het onderwijs die voortaan in het Duits gebeurden. Deze Duitsers keken vanuit de hoogte neer op de oorspronkelijke bevolking.
Dienstplichtigen waren verplicht hun legerdienst te vervullen in het Duitse leger waar ze gewantrouwd werden en waar elke kans op promotie bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk was. In de zomer van 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De Duitse overheid gebruikte hen als kanonnenvlees in de eerste vuurlinies:
“Qui dira le supplice de ces milliers de nos compatriotes emprisonnés durant des années dans un uniforme détesté, et forcés de marcher pour une cause qui leur était odieuse? Ont-ils assez envié ceux de leurs camarades auxquels les circonstances ont permis de combattre dans l’armée française? Soumis à un régime qui blessait tous leurs sentiments, observés et suspectés en toute occasion, privés même des permissions auxquelles ils avaient droit, ils se sont vus traînés de pays en pays, jetés d’un front à l’autre, depuis les marécages de la Russie jusqu’aux montagnes du Caucase, pour échouer finalement sur le front français, risquant, – suprême horreur! – d’y recevoir après tant de misères la mort par une balle française. Quel monument érigera-t-on à ces véritables martyrs?” (p. 805)
Burgers die onder elkaar Frans spraken, werden als deutsch-feindig beschouwd. Elzassers die het in het openbaar toch deden, liepen de kans aangedragen te worden door Duitse inwijkelingen en als spion beschouwd door de Duitse militaire overheid. De streek werd uitgezogen door de Duitsers en maximaal ingeschakeld in de Duitse oorlogsmachine. De ontbering en het voedseltekort waren daar niet minder erg dan in Vlaanderen. Niet alleen het voedsel werd opgeëist, maar de bewoners waren ook verplicht hun woningen ter beschikking te stellen van Duitse militairen.
Het overgrote deel van de bevolking bleef echter trouw aan Frankrijk en hoopte heimelijk op de overwinning van de geallieerden. 11 November 1918 was dan ook een verademing voor de streek en de Franse militairen werden als bevrijders ontvangen.
Daarmee was het leed niet afgelopen want l’histoire se répéterait in 1940. Toen werd de streek nogmaals door Duitsland geannexeerd en hetzelfde scenario herhaalde zich: Elzassers ingelijfd in de Duitse Weermacht. Ze zouden de geschiedenis ingaan als de “malgré-nous” en een aantal werd na 1945, – meestal ook ten onrechte – bijzonder hard aangepakt door de Franse justitie.
Charles Spindler loochent zijn Germaanse roots niet maar is realistisch. De band met Frankrijk is historisch gegroeid en kan zo maar niet met Teutoons geweld te niet worden gedaan:
“C’est l’esprit français qui anime toute la population. Il paraît évident que la France a réussi à détacher complètement ce peuple de l’Allemagne. Cette aliénation est pénible pour nous; mais elle est un fait, et parce qu’elle est un fait, cela ne peut mener à rien de vouloir toujours rappeler à l’ancien amour quelqu’un qui ne veut pas aimer. Les Alsaciens veulent être français …” (p. 781).
Charles Spindler (1865-1938) is niet alleen schrijver, hij is ook gekend als grafisch kunstenaar. L’Alsace pendant la guerre 1914-1818 werd voor het eerst uitgegeven in 1925. De huidige uitgave, ingeleid door Jean-Marie Gyss, dateert van 2008 en is uitgegeven door de Editions Place Stanislas.
In oorlogsnood van Virginie Loveling werd opnieuw uitgegeven in 1999 door de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde in Gent.
Charles Spindler geniet mijn voorkeur. Spijtig voor Virginie …
VOORSTELLING VAN HET DAGBOEK VAN SPINDLER
Charles Spindler a vécu la Première Guerre mondiale depuis son hameau de Saint-Léonard, à une vingtaine de kilomètres à l’arrière du front situé sur les sommets vosgiens. Trop âgé pour être mobilisable, il passa les quatre années du conflit à écrire son Journal qui comprend 2600 feuillets manuscrits, grand format! Un document inégalé qui constitue l’un des témoignages les plus exceptionnels sur un conflit déclenché officiellement pour récupérer l’Alsace et la Lorraine (Moselle), annexées par l’Allemagne à l’issue de la guerre de 1870.
Ce témoignage est riche de détails sur la guerre vécue au front et sur la guerre subie à l’arrière, en Alsace, au jour le jour. Ce Journal exprime aussi toute la complexité de la situation de l’Alsace: français de coeur («J’ai toujours ressenti Sedan comme une défaite»), allemand de fait («J’ai fait mon service militaire en Allemagne»), Charles Spindler a des neveux dans les deux camps !
En effet, comme l’explique l’historien Nicolas Stoskopf, en Alsace, les repères ne sont pas aussi simples qu’à Paris ou à Berlin! C’est ce à quoi tente aussi de répondre ce Journal de guerre.