Religie en stemgedrag in negentiende-eeuws België
Henk De Smaele
Universitaire Pers Leuven 2009
Kadoc-Studies 33
479 blz
De traditionele opsplitsing in de 19de eeuw tussen een links-liberaal Wallonië en een rechts-katholiek Vlaanderen is een veralgemening. In de landelijke gebieden van Wallonië werd in de 19de eeuw ook rechts-katholiek gestemd. Anderzijds stemden de grotere Vlaamse steden eerder liberaal.
Henk De Smaele stelt dat Vlaanderen toen meer verstedelijkt was dan Wallonië waar bv. Charleroi zich heel laat tot een grootstad ontwikkelde.
Anderzijds omvatten zowel in Wallonië als in Vlaanderen de stedelijke arrondissementen ook aan de rand landelijke districten.
Lode Wils en Leen Van Molle verklaren het rechts karakter van Vlaanderen door te verwijzen naar de bewustwording van het platteland. Vooral via de Boerenbond vonden de landbouwers en de Katholieke Partij elkaar. Landbouwers stemden katholiek omdat die partij hun belangen verdedigde.
De Smaele vindt die uitleg onvoldoende en wijst o.a. op het feit dat de kleine Vlaamse steden op het einde van de 19de eeuw het liberalisme verloochenden en een katholiek bestuur kregen.
Op het einde van het Ancien Régime was er al een tegenstelling tussen stad en platteland. In het verzet tegen Jozef II bv. namen de steden het voortouw en waren ze meer behoudsgezind dan het platteland dat achter de keizer en zijn verlichte ideeën bleef staan.
De kentering kwam met de Franse revolutie: de stedelingen waren nu plots de ideeën van de Verlichting genegen terwijl het platteland in opstand kwam tegen het Franse regime. Het was de tijd van de Boerenkrijg die zich voornamelijk op het platteland afspeelde en die het opnam voor het katholiek geloof en zijn priesters.
Onder Napoleon en Willem I werd de stad Gent uitgebouwd tot “het Manchester” van het vasteland. De textiel evolueerde van huisnijverheid naar een industriële bedrijvigheid. Antwerpen werd minder industrieel uitgebouwd en meer gericht op handel en scheepvaart. Beide steden kregen een liberaal stadsbestuur. In Gent zou het zo blijven, in Antwerpen kwam de katholieke partij op het einde van de 19de eeuw aan de macht.
Op heel wat plaatsen – bijzonder in grootsteden als Gent en Antwerpen – werd het ongenoegen over de “boerkens” (lees: de landelijke districten die deel uitmaakten van het kiesarrondissement) niet onder stoelen of banken gestoken. Ook al stemden de stedelingen overwegend liberaal, in de nationale politiek konden ze niet hetzelfde gewicht in de schaal leggen noch hun programma integraal uitvoeren omwille van het kiesstelsel dat het platteland en de landelijke districten – die traditioneel katholiek stemden – nog altijd bevoordeligde.
Henk De Smaele stelt wel een ommekeer vast in de kleinere Vlaamse steden als bv. Brugge en Ieper. Eigenaardig genoeg lieten die steden op het einde van de eeuw het liberalisme links liggen en kozen de inwoners een rechts katholiek bestuur. Hoe dit verklaren?
Voor Brugge wijst De Smaele o.a. op de nostalgie naar het rijk roemrijk verleden toen Brugge nog geen ingeslapen stad was, maar een actieve en rijke handelshaven. Bij deze ommekeer speelde vooral de geestelijkheid een grote rol. Van afkomst was die overwegend landelijk en bovendien leidden geestelijken, als bv. Gezelle en Verriest, in de bisschoppelijke colleges een Vlaamsgezinde, volkse en katholieke elite op die een mentaliteitsverandering zou op gang brengen. Dit in tegenstelling met bv. het bisdom Gent waar de grote colleges in handen waren van regulieren, zoals de Jezuïeten, die niet de dezelfde volkse uitstraling hadden als de bisschoppelijk colleges.
Grote volkse geestelijken als een Gezelle of een Daens vinden we trouwens ook niet in Wallonië.
Wat ook meespeelde, was het feit dat door de hevigheid en de manier waarop de Brusselse liberalen en vrijmetselaars de Schoolstrijd steeds meer radicaliseerden, deze in de kleinere Vlaamse steden de ruiten van hun partijgenoten ingooiden. Vele plaatselijke liberalen waren veel minder heftig dan de Brusselse en waren het eigenlijk helemaal niet eens met de buitensporige en onredelijke proporties die de Schoolstrijd aannam en waardoor vele lokale liberale kiezers werden afgeschrikt en naar het katholieke kamp gejaagd.
In het eerste deel van zijn werk, doet de De Smaele zijn methodologie uiteen. Dit is normaal. Voor de doorsnee lezer is dit echter niet het meest interessante deel van zijn werk want het richt zich vooral tot specialisten en vakmensen.
Het eigenlijk werk begint pas vanaf blz. 103 waar de auteur de evolutie schetst van de Vlaamse samenleving vanaf het Ancien Regime tot aan het einde van de 19de eeuw, evolutie die uiteraard haar weerslag had op het stemgedrag. De periodes van het unionisme en de Schoolstrijd komen uitgebreid aan bod. De auteur eindigt met een hoofdstuk over de “ruralisering” van het stedelijk Vlaanderen. Daarin schets hij de invloed die op het einde van de eeuw uitging van het omliggende platteland op de stedelijke bevolking, zoals hierboven geschetst voor kleinere steden als Brugge en Ieper.
Uit het werk van De Smaele onthouden we vooral dat veralgemening om het verschillend stemgedrag van Vlaanderen en Wallonië te verklaren uit de boze is want telkens zijn er ook interne regionale verschillen. De graad van verstedelijking inroepen is, zoals we zagen, ook niet afdoend.
Wat in beide regio’s zeker meegespeeld heeft is de graad van industrialisatie van de steden.
In kleinere Vlaamse steden zijn de invloed en de rol van de lagere geestelijkheid en het omliggende platteland evenmin te onderschatten en ook niet de Schoolstrijd die zich uiteindelijk tegen de liberalen die ze ontketend hadden, heeft gekeerd.