Godewaersvelde (Fr.) is een klein dorpje aan de voet van de Catsberg (Mont des Cats), op enkele kilometers van Poperinge. Het telt nagenoeg 2000 inwoners.
Het loont de moeite om er het even kleine Musée de la vie frontalière te bezoeken.
Je wordt er vriendelijk onthaald en voor het bezoek betaal je 3 Euro. Natuurlijk mag je niet dezelfde verwachtingen hebben als bij een bezoek aan het Prado of het Louvre. Het is een lokaal museumtje dat focust op het leven in de grensstreek en vooral op een lucratieve activiteit uit het verleden: de smokkel of, zoals men in het West-Vlaams zegt: het blauwen. De folder die men aan de ingang krijgt, vat het centraal thema kernachtig samen: Hier en Flandre, douane et fraude, blauwers en kommiezen.
De smokkel is ontstaan toen ten tijde van Lodewijks XIV de schreve (de grens) werd getrokken, na de Slag bij Cassel (1677) waar de Fransen het pleit wonnen. Er ontstond zo een kunstmatige grens tussen wat vanaf nu Frans Vlaanderen zou heten en de Oostenrijkse (Habsburgse) Nederlanden. In die tijd werd aan beide kanten van de schreve nog dezelfde taal gesproken, nl. het Vlaams van de Westhoek. In het museum kan je een afgietsel zien van een grenspaal met aan de ene kant de drie Franse lelies en aan de andere kant de Oostenrijkse dubbele arend.
In latere tijden werd het aanzienlijk prijsverschil voor alcohol en tabak de inzet van de smokkel. Honden speelden hierin een niet te onderschatten rol: ze hielpen de douaniers bij het inrekenen van de smokkelaars die eveneens honden inzetten. Langs beide zijden beladen met een zak smokkelwaar, probeerden deze dieren de douaniers te vlug af te zijn. Het was trouwens verboden om grote honden te houden in de grensstreek. De blauwers staken ook zelf bij nacht en ontij de grens over. Op hun rug droegen ze een blatte¸ een soort rugzak die ze met één ruk aan de koord gemakkelijk konden afwerpen als de douaniers hen te dicht op de hielen zaten. De tolbeambten verscholen zich ‘s avonds laat in de bossen of achter een hooimijt en brachten de nacht door op een soort van veldbed terwijl hun honden de wacht hielden en de komst van de blauwers afwachtten.
Op smokkelen stonden trouwens zware straffen. Wie tijdens het Ancien Régime op smokkelen van tabak – kweken en verkopen waren immers een monopolie van de vorst – werd betrapt, was goed voor enkele jaren gedwongen roeien op de koninklijke galeien. Het douanekorps werd opgericht tijdens de Franse Revolutie. De straffen waren nadien niet minder zwaar. In 1835, zo lazen we, werden twee blauwers-recidivisten veroordeeld tot 5 jaar opsluiting en één uur “exposition publique” aan de schandpaal op de grote markt van Rijsel.
In het museum kan je ook vaststellen dat blauwers vindingrijke mensen waren. Zo kon een zekere mijnheer Albert Capoen in de omgebouwde benzinetank van zijn moto tien kilogram tabak verbergen. Een pastoor smokkelde muziekinstrumenten onder zijn soutane en boerinnen staken de grens over met onder hun brede rokken een met sterke drank gevulde varkensblaas. Alle trucs waren goed …
De reuzen die in de Frans-Vlaamse folklore een aanzienlijke rol spelen, worden in Godewaersvelde ook betrokken bij de heroïsch strijd tussen blauwers en kommiezen. En ook de kerk speelde mee: beide hadden hun eigen heilige bij wie ze terecht konden vooraleer op tocht te vertrekken: de heilige Mattheus was de patroon van de kommiezen en de heilige Michaël van de fraudeurs.
In hetzelfde museum loopt nog tot 30 september 2012 een tijdelijke tentoonstelling over Vlaamse tegels. Het bakken van tegels, zowel vloer- als haardtegels, dateert al uit de Middeleeuwen. Toen werden de tegels één per één met de hand beschilderd volgens een techniek afkomstig uit de Islamgebieden (geleerd tijdens de kruistochten of in Andalusië?). In latere tijden werden ze nog steeds met de hand beschilderd maar de motieven werden toen via een afdruk of met een sjabloon aangebracht.