Henri Aspeslagh, mijn grootvader

Grootvader Henri Aspeslagh werd geboren in Oostende op 16 december 1870. In het jaar dat hij acht jaar werd, verloor hij zijn vader Augustin en bleef achter met moeder Augustina Maria Vanhuysse. Op 16 november 1889[1] trad Henri in het huwelijk met Clémentine Lambersy, eveneens geboren te Oostende op 25 juli 1869. Ze kregen twaalf kinderen van wie er acht op jonge leeftijd stierven. Voor de Eerste Wereldoorlog was kindersterfte heel gewoon. Elke week vermeldden de plaatselijke kranten het overlijden van boorlingen of van heel jonge kinderen.

Het pijnlijkste verlies in het gezin was dat van Angèle. Haar tweede naam was Hélène. Mijn vader en tante Madeleine spraken altijd van “Hélène”. Ze werd geboren in mei 1900 en overleed in maart 1912, net voor haar plechtige communie. Blijkbaar had ze zich aan de knie verwond aan een glasscherf en is ze gestorven ten gevolge van een infectie of van tetanus.

Bleven in leven in volgorde van geboortedatum: Henri junior (°1893), Albert (°1895), Madeleine (°1903) en François (°1910), mijn vader. Grootvader Henri was dus 40 jaar bij de geboorte van François. Zijn broer Albert was toen 15 en Henri al 17. Henri en Clémentine heb ik niet meer gekend en mijn neven en nichten waren al getrouwd of stonden op trouwen toen ik in 1947 werd geboren.

In 1896, trad grootvader Henri als 26-jarige matroos in dienst bij de pas opgerichte Pêcheries à Vapeur (P.V.) van de familie Bauwens[2].  Door zijn vlijt en vakkennis werd hij al vlug stuurman. In elk geval was hij “second” toen hij in januari 1900 op zee ernstige brandwonden opliep. Hij woonde met zijn gezin aan de Visserskaai 35. Het ongeval kwam uitvoerig in de lokale Franstalige pers[3] van toen zodat we het vlot kunnen reconstrueren.

     

De splinternieuwe stoomtrailer O.89 Gérard, eigendom van de P.V., verliet op dinsdagavond 23 januari 1900 de haven van Oostende voor zijn tweede zeereis. Er waren een twaalftal bemanningsleden aan boord. Emile Declercq (of Declerck) was kapitein en Henri Aspeslagh tweede stuurman. Toen het schip de netten uitgooide ter hoogte van het Zand, vlak tegenover de Hollandse kust, was het weer bar slecht. De zee was in alle staten en de stormwind blies genadeloos vanuit het Noordoosten.

Donderdag 25 januari, omstreeks half zes ‘s morgens, gaf de matroos van wacht opdracht aan de mecanicien om de machines stil te leggen. De mecanicien betrouwde dit niet en ging boven kijken wat er gaande was. Hij hoorde geroep en geschreeuw vanuit de kajuit van de bemanning vooraan in het schip en riep de matrozen van dienst ter hulp. Pas toen zagen ze wat er gaande was. Door het heen en weer bewegen van het schip en de overslaande golven was een petroleumlamp los geraakt. De petroleum kwam terecht op de brandende kachel van de slaapkajuit die in enkele seconden in lichterlaaie stond. Op dat ogenblik lagen daar zes bemanningsleden te rusten. Enkel stoker Camille Geeraert slaagde erin om zich in veiligheid te brengen en alarm te slaan. De scheepsjongen François Vandewalle kon nog net zijn deken rond het hoofd winden zodat hij slechts lichte brandwonden opliep. De vier andere bemanningsleden waren er erger aan toe en werden levensgevaarlijk verbrand terwijl ze zich een weg baanden door de vuurzee: Henri Smissaert, Ernest Vanderivière, Pierre Heinderson en Henri Aspeslagh. Enkel L’Echo spreekt nog van een zevende matroos, Edouard Dezitter, die slechts licht werd verwond.

De overige bemanningsleden slaagden erin om de brand te blussen en gedroegen zich heldhaftig bij het toedienen van de eerste hulp aan hun verwonde collega’s. Eenmaal dit achter de rug was, haalden ze het net op en zetten koers naar Oostende waar de O.89 vrijdagmiddag 26 januari rond half één aanmeerde.

Een grote menigte, waaronder de familieleden van de gewonde matrozen, wachtte de boot op. Iedereen had tranen in de ogen toen de matrozen aan wal werden gebracht. Reder John Bauwens leidde zelf de ontscheping. De dokters Keizegrüber, Kockenpoo en Bouckaert waren ter plekke. Twee slachtoffers werden op een draagberrie en de twee andere met een voertuig naar het hospitaal gebracht waar ze dezelfde zaal deelden.

Henri Smissaert, 25 jaar en gehuwd, en stoker Ernest Van de Rivière, 21 jaar en ongehuwd, overleden respectievelijk op zaterdag 27 en zondag 28 januari 1900[4]. Als sterfadres vermeldden de kranten Godshuizenstraat 1, het adres van het burgerlijk Hospitaal [5]. Ze waren verbrand over het hele lichaam.

Henri Aspeslagh en Pierre Heinderson stelden het betrekkelijk goed en hadden vooral brandwonden aan het hoofd, de hals en de handen. Men vreesde wel voor het gezicht van één van beide maar de dokters waren in de overtuiging dat ze zijn ogen zouden kunnen redden.

Zondagnamiddag 28 januari kwam het parket van Brugge ter plaatse. Ondertussen deden al geruchten de ronde dat de bemanning jenever had gedronken en in benevelde toestand een petroleumlamp op de kachel had gezet, wat L’Echo ten stelligste tegensprak. Bij de Pêcheries à Vapeur, zoals bij de grote steamers en de oorlogsbodems, is het de gewoonte, schreef de krant, dat de kapitein alcoholische drank in zijn cabine achter slot opbergt en deze slechts bij mondjesmaat aan de bemanning uitdeelt. Een maatregel die alle reders beter zouden nemen, voegde de krant er nog aan toe. Het gerechtelijk onderzoek wees uit dat noch de rederij noch de bemanning in de fout waren gegaan en dat de hevige storm het ongeval had veroorzaakt.

Grootvader Henri genas van zijn verwondingen en kreeg nadien een job als magazijnier in het pakhuis van de rederij. In 1914 maakte John Bauwens hem meesterknecht “op den bassijn, waar hij heerschte als een ongekroonde koning, want dit was zijn rijk, waar hij dagen en nachten in regen, wind en zonnebrand doorbracht“, schreef De Zeewacht bij zijn overlijden. Ondertussen was de familie verhuisd en woonde ze in 1912, bij het overlijden van Angèle, aan de Prins Boudewijnstraat, bij de Peperbusse.

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog vluchtte Henri met zijn gezin naar Engeland. We vermoeden met een schip van de rederij Bauwens. Ze verbleven in Milford Haven (Wales) waar een familieportret werd gemaakt. Naast vader Henri en moeder Clémentine staan Albert, Madeleine en de kleine François. Henri, de oudste zoon, was als militair in België achtergebleven en de Belgische vertegenwoordiging in Londen zouden zijn broer Albert in 1916 mobiliseren en naar 13de Linieregiment aan het front sturen. In het familiealbum bevinden zich heel wat anonieme foto’s van Oostendenaars en Britten met wie ze, tot lang na de oorlog, contact hebben blijven houden.

Na de wapenstilstand kwamen ze terug naar Oostende waar Henri zijn job opnieuw opnam bij de rederij Bauwens. De oudste zonen en Madeleine vlogen uit en mijn vader François volgde les aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege. Tot 1928 waren er geen vermeldenswaardige gebeurtenissen, het leven ging zijn gewone gang. Een aantal foto’s laten zien hoe Madeleine zich ontfermde over broertje François voor wie ze de rol van een tweede, jongere moeder speelde. Tussen die twee zou ook nadien altijd een bijzondere band blijven bestaan.

Op 23 mei 1928[6] trad Didy, de dochter van John Bauwens, in het huwelijk. ‘s Avonds bood de rederij aan zijn personeel een banket aan in het Hôtel du Commerce aan de Vindictivelaan. Louis Dedrie zong “luimige liederen” en men deed een collecte voor de kas van de slachtoffers der zee die 250 BEF opbracht. Op de gelegenheidsfoto staat grootvader Henri achteraan, links voor de spiegel.

Wie kon vermoeden dat dit waarschijnlijk zijn laatste foto zou worden? Vijf weken later, op zaterdag 30 juni, stierf hij op 58 jarige leeftijd aan de gevolgen van een “gesprongen appendicitis” die men in die tijd nog niet kon verzorgen. Penicilline en antibiotica zouden pas op het einde van de tweede wereldoorlog op de markt komen.

Henri werd ten grave gedragen op dinsdag 3 juli 1928. Reder John Bauwens, sprak bij het graf volgende rede uit:

“Mijnheeren Bedienden, Medewerkers,

Ik vervul de droevige plicht eene laatste en plechtige en bewogen hulde te brengen aan de nagedachtenis van mijnen oud en trouwsten dienaar, Henri Aspeslagh.

Hij die ik sedert 32 jaren in mijnen dienst had als de voorbeeldigste mijner onderdanen, is niet meer.

Zijn vriendelijk en rechtzinnig voorkomen, zijne groote vaardigheid en buitengewoone naarstigheid, zijne onbesproken rechtvaardigheid en onwankelbare verkleefdheid deden mij den diepbetreurden afgestorvene in de hoogste achting en genegenheid houden.

John Bauwens + 1955

Ja, van ouds beschouwde ik Henri als een ware vriend. Hij had mijn volle vertrouwen omdat ik wist dat hij mijne belangen als de zijne beschouwde.

Ik besef maar al te wel welk onherstelbaar verlies mij deze zoo onverwachte, als pijnlijke dood veroorzaakt.

Eenen baas, die zijn hart op de rechte plaats draagt, gaat het niet plotseling iemand te missen die hem zoo lange jaren ter zijde gestaan heeft.

Ik buig dan ook diep voor dit graf dat als laatste rustplaats dienen zal van den edelen werker die mijne fierheid was. De hevige aandoening die mij bemeesterd (sic), belet mij in woorden de gevoelens uit te spreken die mijn hart vervullen.

Henri, uwe gedachtenis zal bij mij en bij de mijnen altijd in eere blijven!

In mijne naam en in naam van den Beheerrraad der Reederij Pêcheries à Vapeur, die ik vertegenwoordig, stuur ik U den laatsten, plechtigen groet.

Henri, rust in vrede.”

Zijn laatste adres was: Vindictivelaan 5, de zetel van de Pêcheries à Vapeur. Op het einde van zijn leven was hij daar huisbewaarder. De Zeewacht vervolgde:

“Voor wie hem kende, en wie kende ‘Smoetje’[7] niet, is het ook wel waar dat hij de zeldzame gave bezat alles langs den goeden kant op te nemen, en van het beoefenen der goedheid zijn levensdoel te maken”.

Grootmoeder Clémentine zou hem acht jaar overleven. Ze overleed op 1 november 1936. Ze werden begraven op het oud Kerkhof aan de Nieuwpoortsesteenweg.

Domicilie

Het klinkt misschien eigenaardig, maar we konden het opeenvolgend domicilie van grootvader Aspeslagh achterhalen via de lokale pers. Overlijdensberichten, berichten over ongevallen, enz. vermeldden meestal de woonst van de familie of van de slachtoffers. Wanneer echter verschillende kinderen op heel jonge leeftijd stierven in dezelfde week – wat toen helemaal niet ongewoon was – vermeldden de kranten dikwijls “x décès d’enfants en dessous d’un an“, zonder de identiteit van de kinderen of van de ouders.

Van hun huwelijk tot aan hun overlijden, betrok het gezin Aspeslagh – Lambersy op zijn minst zes adressen in Oostende. Vier zijn gelegen in het visserskwartier en het vijfde aan het handelsdok. Na het overlijden van haar man, verhuisde de weduwe Clémentine [8] Lambersy naar de Christinastraat:

datum vermelding

opeenvolgend adres

1890 augustus Schippersstraat 21
1891 december idem
1895 mei Cirkelstraat 22
1898 juli Visserskaai 35
1900 januari idem
1912 maart Prins Boudewijnstraat
1928 juli Vindictivelaan 5 (Zetel Pêcheries à Vapeur)
1936 november Christinastraat 88

Deze bijdrage is verschenen in het Vrije Visserijblad van december 2012

© John Aspeslagh


[1] Huwelijksakte van Henri in ARA en stamboomgegevens afkomstig van  Ludwig Lauwereins

[2] Biografische gegevens zijn overgenomen uit het artikel dat bij zijn overlijden verscheen in De Zeewacht van 7 juli 1928.

[3] Le Carillon van 27 januari 1900, L’Echo d’Ostende van 28 en 30 januari 1900 en La Feuille d’Ostende van 27 januari 1900. De chronologie van L’Echo klopt niet wat betreft de terugkeer van de O.89 en het overlijden van Smissaert.

[4] Deze twee data staan ook vermeld bij de overlijdens in Le Carillon van 30 januari en 1 februari 1900.

[5] Info van de Heer Filip Menu die hun adressen terugvond in de overlijdensakten van het digitaal archief van de stad Oostende: Henricus Oscar Smissaert  woonde in de Ooststraat 61 en Ernest Van de Rivière in de Albertusstraat 23.

[6] De Zeewacht van 26 mei, L’Echo d’Ostende van 26 mei en Le Carillon van 23 mei 1928.

[7] Bij de vissers waren bijnamen (“lapnamen“) gebruikelijk.

[8] Op haar gedachtenis vinden we “Clémentine”. Op het graf, in het overlijdensbericht van De Zeewacht en ook op de gedachtenis van Henri lezen we “Clémence“.

10 thoughts on “Henri Aspeslagh, mijn grootvader

  1. Ik studeer dit jaar af als regiogidskust en doe mijn finaal eindwerk op de begraafplaats. Ik vertel verhalen van een aantal personen die er rusten. Het verhaal van Henri is boeiend en zou dit graag vertellen mits je toestemming. Zoja waar vind ik zijn grafmonument terug (perk, rij en grafkrans.)

    Alvast bedankt

  2. Beste

    Ik ben op zoek wanneer mijn grootouders en hun twee kinderen , gevlucht zijn van uit Oostende met de mailboot naar Folkstone .
    Alle archieven in Oostende zijn bij het bombardement van het stadhuis verbrand.
    Dank

    • Geachte
      U kunt altijd de stadsarchivaris, Mevr. Vermaut, contacteren ivm met bronnen waar u mogelijk een antwoord op uw vraag kunt krijgen.
      In dit verband verwijs ik ook naar de Oostendse bibliografie (met verschillende bijlagen) uitgegeven door het stadsbestuur en digitaal raadpleegbaar op de website van de stad.
      Wat de vier oorlogsdagboeken betreft, drie ervan (Castelein, Smissaert en Van Praet) beginnen pas met de bezetting. Enkel het oorlogsdagboek van Elleboudt-Lefèvre behandelt ook de eerste oorlogsweken.Op p. 49 vindt U daar een korte beschrijving over “Het vertrek naar het buitenland”, echter zonder details.
      Misschien ook eens proberen uit te vissen waar de archieven van de staatspakketboten worden bewaard. Misschien steken daar wel passagierslijsten in, maar ik vrees dat die niet accuraat werden bijgehouden gezien de massale toeloop en de chaos die er in die dagen heerste.
      Siagrius

  3. Beste John,

    Bedankt om dit artikel kenbaar te maken voor het grote publiek … prachtig gedaan..

    Dank zij jouw artikel en bijhorende foto’s kreeg ik er een nieuwe foto van mijn grootvader bij. Hij is zichtbaar op de foto ter gelegenheid van het huwelijk van Didy Bauwens. Mijn grootvader, Maurits Baert, zit rechts tussen de twee tafels….

    met vriendelijke groeten,
    Erwin Baert

  4. Beste John,
    Door de vermelding in de Archiefbrief van Oostende heb ik dit verhaal over Henri Aspeslagh ontdekt. Heel interessant en goed gedocumenteerd!
    [...] Toch een kleine rechtzetting: Henricus Oscar Smissaert die overleed op 27 januari 1900 woonde in de Ooststraat 61 en Ernest Van de Rivière die s’anderendaags overleed woonde in de Albertusstraat 23. Wel is als sterfadres is voor beiden vermeld Godshuizenstraat 1, het adres van het burgerlijk hospitaal.
    Vriendelijke groeten,
    Filip Menu

Laat een reactie achter bij Flor Vandekerckhove Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>