Manteau, 2012, 422 p.
In de ondertitel omschrijft Aline Sax heel duidelijk het voorwerp van haar publicatie: “De motivatie en het wereldbeeld van de Vlaamse collaborateurs tijdens de Tweede Wereldoorlog 1940 – 1945″. Het gaat dus niet over de collaboratie in het algemeen, maar over de motieven die Vlaamse mannen en vrouwen in de collaboratie hebben gedreven.
Een andere beperking betreft de methode die ze voor haar onderzoek heeft gebruikt. Hiervoor gebruikte ze de briefwisseling met familieleden en kennissen van de collaborateurs die ze vond in de gerechtelijke dossiers bij het Krijgsauditoraat. Dit betekent dat collaborateurs die na de bevrijding niet werden lastig gevallen of van wie het dossier werd geseponeerd, niet voorkomen in de selectie die Aline Sax heeft gemaakt. Evenmin focuste ze op leidinggevende figuren uit de collaborerende kringen (politici of personen met leidinggevende functies, bv. officieren). Haar boek handelt dus over de gewone, modale, kleine vis.
Het interessantste deel van haar studie zijn de conclusies die ze trekt vanaf p. 385 en die, los van de rest, het voorwerp hadden kunnen zijn van publicatie in een historisch tijdschrift. De modale collaborateur was een jonge man onder de dertig uit de lagere sociale klassen. Er waren beduidend minder vrouwen bij de collaboratie betrokken behalve in gevallen van verklikking. Grosso modo zijn er drie motieven die hebben aangezet tot collaboratie met de vijand:
- Ideologische motieven: voorstander van de Nieuwe Orde [1], idealisten, Vlaams gezindheid
- Ideologische en persoonlijke motieven: bv. jongemannen die iets mispeuterd hadden en aan het gerecht ontsnapten door in dienst te gaan bij de SS, ruzie met ouders of met vriendin, enz.
- Zuiver persoonlijke motieven: bv. ontsnappen aan werkloosheid, beter loon, …
Engagement kon op velerlei manieren, niet louter militair maar bv. ook fabriekswacht, Landsdienst van Vlaamse meisjes op een Duitse hoeve, hun engagement bij het Duitse Rode Kruis, enz. Niet het soort engagement, maar de intensiteit en het volhouden waren belangrijk.
Het geloof in de idealen van de Nieuwe Orde en in de eindoverwinning waren belangrijker dan het geloof en de inzet voor Vlaanderen. De collaborateurs engageerden zich op de eerste plaats omdat ze overtuigde aanhangers waren van het nationaalsocialisme. Er was geen hidden agenda, schrijft Aline Sax, zoals bv. bij de Activisten tijdens WO I, die via collaboratie met de Duitsers, een onafhankelijk Vlaanderen probeerden te realiseren. Tijdens WO II, was de Vlaamse beweging zelf verdeeld (VNV en De Vlag), wat duidelijk niet bevorderlijk was voor de Vlaamse verzuchtingen. Die verdeeldheid had ook gevolgen voor de toekomstvisie: moest Vlaanderen onafhankelijk worden of deel uit maken van Groot-Nederland, of een onderdeel vormen van Groot-Duitsland of van een nationaalsocialistisch verenigd Europa? Opvallend was ook het blindelings vertrouwen van de ideologische collaborateur in de figuur van Hitler. Dat uitte zich in de eed van trouw aan de Führer en in een bijna onuitputtelijk geloof in de eindoverwinning, zelfs nog na de landing van de geallieerden in Normandië en tot ver in 1945. Over de Joden en de Jodenvervolging zegden ze weinig of niets in hun brieven, behalve sloganmatig, zoals de propaganda het voorzegde in de collaborerende pers. Anticommunisme en strijd tegen het “mensonterend bolsjevisme” speelden wel mee. De Vlaamse zaak, zoals gezegd, veel minder.
Of de Franstalige collaboratie dezelfde kenmerken vertoonde, blijft voorlopig een vraagteken. Een studie uitgevoerd met dezelfde methodiek en uitgangspunten zou verhelderend zijn.
De publicatie die nu voorligt, is feitelijk de neerslag van het doctoraal proefschrift van Aline Sax aan de Gentse universiteit. Daarin legt ze de door haar gekozen methodiek grondig uit. Uiteraard was dit heel belangrijk in het kader van haar doctoraat, maar veel minder interessant voor de doorsnee lezer. Wat hem interesseert, vindt hij in verspreide orde terug maar toch schitterend samengevat en gesynthetiseerd vanaf p. 385.
Storend zijn ook de voortdurende citaten uit de brieven. Sommige citaten komen meermalen terug. Het ware beter geweest, lijkt het ons, om deze citaten en uittreksels in een afzonderlijke bijlage op te nemen en er in de doorlopende tekst naartoe te verwijzen. We hadden in het corpus van het werk wat meer synthese verwacht en minder van die uittreksels die het doorlezen bemoeilijken, ook door het verouderd en minder vloeiend taalgebruik.
Veel nieuwe elementen reikt Aline Sax eigenlijk niet aan. Via een nieuwe en originele wetenschappelijke benadering bevestigt ze de motieven die al lang gekend waren. Wel nieuw is de vaststelling dat, in tegenstelling met het Activisme uit WO I, de Vlaamse zaak maar een ondergeschikte rol speelde tijdens WO II en dat er geen geheime agenda was om in de collaboratie te stappen.
Om te eindigen nog een tweetal persoonlijke bedenkingen.
Ook al speelde de katholieke geestelijkheid meestal maar een beperkte rol in het rechtstreeks aanzetten van jongeren om naar het Oostfront te trekken, toch heeft de Kerk al voor WO II gezorgd voor een anticommunistisch klimaat. Communisme werd aanzien als de vijand nummer één van geloof en maatschappij en als een gevaar voor de ontplooiing van het individu. De hevigheid waarmee de Kerk het communisme stigmatiseerde en verketterde, was veel intenser dan bv. haar verzet tegen het nazisme of het fascisme. Deze ideologie gedoogde ze oogluikend in Italië en steunde ze in Spanje, daar weerom in het kader van de strijd tegen de marxistische ideologie. Deze titanenstrijd tegen het communisme die vanaf 1941 zo’n zware tol heeft geëist, vergaat in het niets nu we weten wat er zich in 1991 heeft afgespeeld, nl. de implosie van het communistisch systeem zonder dat er toen wapens of geweld bij te pas kwamen.
Tot slot, nog een tekort. We hadden ook graag vernomen wat van die briefschrijvers geworden is. Zijn ze gesneuveld, veroordeeld of vrijgesproken? Hoe en waar werden ze na de bevrijding opgepakt, hoe lang zaten ze vast? Feiten die natuurlijk geen belang hebben voor het gevoerde onderzoek en dus ook geen plaats moesten krijgen in het doctoraal proefschrift maar die het boek een extra boeiende dimensie hadden kunnen bezorgen, althans voor de modale lezer. Voor Vlaanderen, volk en führer ruikt nog teveel naar het proefschrift …
Het boek bevat slechts een beperkt aantal afbeeldingen. Wie meer beeldmateriaal verlangt, kan terecht in Gekleurd verleden, Familie in oorlog van Bruno De Wever e.a., uitgegeven in 2010 bij Lannoo, ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in Gent.
[1] Term die een begrip werd in het begin van de jaren 80 door de gelijknamige televisiereeks van Maurice Dewilde op VRT.