Dag 2 Zaterdag 22 juni Moulins Saint-Pourçain Picherande Super-Besse
We tanken even vol buiten Gien en nemen de richting Moulins, gelegen aan de rivier Allier en hoofdstad van het gelijknamig departement. Moulins was eertijds een belangrijke plaats op de Route nationale 7 naar het Zuiden. Door de aanleg van nieuwe snelwegen, is deze verbindingsweg nu minder belangrijk en minder druk.
De kunsthistorisch belangrijke kathedraal van Moulins laten we op zij liggen – we zullen straks in Auvergne voldoende kerken bekijken! – en genieten van de vele oude gevels die het straatbeeld van Moulins bepalen. We lopen tot aan de Place d’Allier waar we ons op een terras genieten van een frisse Perrier. Er naast bevindt zich het prachtig Grand Café, in het begin van de 20ste eeuw opgetrokken in art déco-stijl. Het woord “café” is hier niet op zijn plaats, “restaurant à la mode” dekt beter de inhoud want het is pas 11.30 uur en alle tafels zijn al gedekt voor de middagbediening. Voor een drankje moet je maar naar de buren gaan … Au revoir!
Moulins was ooit de bakermat van de hertogen van Bourbon. Van hun imposant kasteel is spijtig genoeg niet veel meer overgebleven.
Wat opvalt, zijn de straten genoemd naar de grote filosofen van de Verlichting : rue Voltaire en rue Diderot. Feit is dat hier in 1787 een Société philosophique werd opgericht en dat de stad ook bewogen jaren heeft gekend tijdens de Franse revolutie en vooral tijdens de periode van de “Terreur“, toen de guillotine haar werk deed op de Place Brutus, vandaag Place d’Allier.
Wat verder op stoppen we voor het middagmaal in Saint-Pourçain-sur-Sioule. Er is zopas markt geweest en de marktkramers zijn aan het opruimen. De laatste perziken en geroosterde kippen gaan het kraam uit. Twee lekker geroosterde hoevekippen verdwijnen in onze frigobox. Die zullen vanavond smaken. We mogen ook de traditionele baguette niet vergeten. Gelukkig dat het boulangerietje nog open is! De bestelwagen van een ongeduldige marktkramer baant zich een weg door het smalle straatje en raakt een achtergelaten stalletje. De eigenares komt in ijltempo aangelopen en kan in extremis nog haar bezit redden. De chauffeur geeft geen kik, een verontschuldiging kan er niet af. De dame had maar wat vroeger haar kraam moeten demonteren, zal hij wel gedacht hebben. Veel eetgelegenheden zijn er niet in Saint-Pourçain. In een brasserie staat een malse entrecote op de kaart. Heerlijk en ook de pichet rode wijn mag er zijn. We vragen aan de patron of er in de buurt een supermarkt is. In Saint-Pourçain blijkt er maar één te zijn maar het is wel een goede: de Colruyt! De Belgische keten heeft hier waarschijnlijk een gat in de markt ontdekt. We voelen ons nu helemaal thuis: veel Belgische producten, overal oranje en alle personeelsleden dragen de traditionele blauwe schort van de keten. Aan de kassa stellen we vast dat de lay-out van de rekening als twee druppels water gelijkt op haar Belgische evenknie.
In Gannat gaan we de snelweg op, richting Bordeaux. Na een kleine veertig kilometer nemen we de afrit, richting La Bourboule. Nu zijn we echt in het groene stuk van Auvergne, het hoogland rond de Puy de Sancy. Je kunt er niet naast kijken en waar je ook gaat, je bemerkt langs alle kanten deze oude vulkaan. Vanaf La Bourboule gaat het langs smalle en kronkelende routes départementales via La Tour d’Auvergne naar Picherande, waar we een chalet hebben gehuurd. Om vijf uur afspraak met de verantwoordelijke. In Picherande is het even zoeken want op de documenten van de Logis de France staat geen straat vermeld. Dan maar even vragen aan de lokale kruidenierster die vermoedt dat het gaat om een chalet in de verkaveling van Le Garet. En dat is ook zo. Nog even een telefoontje naar de verantwoordelijke en ja, waarlijk, een vriendelijk koppel staat ons op te wachten aan de voordeur. Een mooi gezellig chaletje met drie slaapkamers, twee badkamers en een ruime eetplaats met coin cuisine, elektrische verwarming die de volgende dagen goed van pas zal komen. We zitten immers op 1000 meter hoogte en ‘s morgens halen we amper 6 à 7 graden. De felle wind accentueert nog het kille klimaat.
Ook de volgende dagen zal blijken dat dit deel van de Auvergne bijzonder ruw en afgelegen is. Niet enkel het landschap maar ook het leefcomfort is hier rudimentair. Je moet er echt voor kiezen om permanent in zo’n geïsoleerde streek te komen wonen. Grote verbindingswegen zijn er helemaal niet en je moet eerst een 30-tal kilometers kronkelende routes departementales trotseren vooraleer aan een belangrijke verkeersader te komen. Grote snelwegen komen hier niet voorbij, de belangrijke Zuid-Noord as passeert in de buurt van Clermont-Ferrand en de snelweg naar Bordeaux ten Noordwesten van La Bourboule.
Voor het betalen van de waarborg moeten we nog geld halen uit de bankautomaat. De dichtste bank bevindt zich in de buurgemeente Besse en meer bepaald in Super-Besse, het mondain skistation dat er ‘s zomers desolaat en slordig bij ligt, een echte spookstad die opnieuw tot leven zal komen tijdens het skiseizoen, tussen half december en half april. Dit artificieel skioord bestaat nog maar sedert 1961. De honderden parkeerplaatsen liggen er in de zomer verlaten bij. De verhuurders van ski’s hebben de luiken neergelaten en de deur gesloten, cafés en restaurants zijn dicht in afwachting van betere tijden. Eigenaardig voor wie van de Belgische kust komt: in Super-Besse zijn de zomermaanden laagseizoen en de wintermaanden hoogseizoen.