Els WITTE
Het verloren Koninkrijk
Het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie 1828 – 1850
De Bezige Bij, 2014
687 p.
“Wij willen Willem weg, wilde Willem wijzer worden, wij willen Willem weer”. Wie kent dat wijsje niet dat vele generaties onderwijzers hun leerlingen hebben leren afdreunen tijdens de les Vaderlandse geschiedenis? Zoveel jaren later beseffen we dat het zinnetje uit de officiële, belgicistische geschiedschrijving-genre-Pirenne komt en dat deze eigenlijk - ad maiorem gloriam van de “revolutie” van 1830 en vooral van de dynastie van de Coburgs – met de ware toedracht van de feiten en van de gebeurtenissen een loopje heeft genomen. Het werk van Els Witte heeft de ambitie om de Belgische “revolutie” in de juiste context te kaderen en werpt tevens een nieuw licht op het orangisme.
Bij het lezen van het monumentaal werk van Els Witte, krijgen we een totaal ander beeld van de periode 1815-1830. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was een bloeiperiode voor ons economisch leven en Willem I was als vorst algemeen aanvaard door de elite en de nijveraars van het Zuiden. Het koninkrijk van Willem I was wel een creatie in het kielzog van het Congres van Wenen. Dit wil echter niet zeggen dat Willem I, net als de Bourbons in Parijs, de klok volledig richting Ancien Regime heeft teruggedraaid. Heel wat verworvenheden van de Franse revolutie en van het Franse Keizerrijk heeft hij verder laten bestaan. Konings godsdienstpolitiek, met als orgelpunt de vrijheid van en de gelijkstelling van de erediensten, gaat terug op de denkbeelden van de Verlichting en van het Jozefisme. Net als de Oostenrijkse keizer werd nu ook Willem teruggefloten door de katholieke goegemeente. Dit mag niet worden veralgemeend want een aantal vooruitstrevende bisschoppen en geestelijken stonden wel achter de innoverende ideeën van de koning. Niet alleen de godsdienst maar ook de taalpolitiek van de koning die van het Nederlands de officiële taal van zijn rijk wilde maken, werd op de korrel genomen door de Franstaligen en de verfranste Vlamingen. Zijn godsdienst- en taalpolitiek worden traditioneel beschouwd als de voornaamste factoren die hebben geleid tot de Belgische revolutie hoewel moet worden vermeld dat de koning al in 1829 en begin 1830 de meeste van de gecontesteerde maatregelen had ingetrokken of bijgestuurd.
Ware het niet geweest van de mislukte oogsten met stijging van de broodprijs als gevolg, de werkloosheid als gevolg van de economie die was stil gevallen door buitenlandse concurrentie en protectionisme, en vooral van de julirevolutie in Frankrijk, de Belgische “revolutie” zou waarschijnlijk nooit zo’n vaart hebben genomen. In Parijs werden de Bourbons, deels onterecht symbool voor de restauratie van het Ancien Régime, vervangen door de meer liberaal gezinde Louis-Philippe van Orléans. En als het in Parijs regent, druppelt het in Brussel, zegt het spreekwoord. Enkele opposanten van Willem I die in Parijs verbleven, hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om olie op het vuur te komen gieten in Brussel. Franse huurlingen en werkloze arbeiders staken de woningen van notoire orangisten in brand en molesteerden of bedreigden de aanhangers van de familie Nassau. Els Witte doorprikt dus het fabeltje van de spontane volksopstand.
Ze legt ook duidelijk de nadruk op de intimidatie en de fysieke bedreigingen die de “revolutionairen” uitoefenden op de oranjegetrouwen die de mond werden gesnoerd en soms niet anders konden dan uitwijken naar het Noorden of naar het buitenland. De kieswet werd gewijzigd zodat het katholieke platteland meer gewicht in de schaal kon leggen dan de stedelijke centra waar de orangisten dank zij het de bloeiende nijverheid en handel het voortouw hadden genomen. Fysiek geweld en de vernieling van privébezit en industrieel goed maakten de orangisten monddood. Slechts weinigen durfden zich nog kandidaat stellen voor een nationaal mandaat en plooiden zich terug op de lokale politiek, als ze zich al niet helemaal uit het openbaar leven hadden terugtrokken.
De schoolse geschiedenis wilde ons doel geloven dat de “revolutie” van 1830 komaf had gemaakt met alles wat maar enigszins naar Willem I en naar het protestantse Noord-Nederland rook. Dat spreekt Els Witte duidelijk tegen. Er heeft tussen 1830 en 1848 een orangistische beweging bestaan in het Zuiden. Ook na 1830 zijn heel wat leden van de vroegere orangistische elite – adel, ambtenaren, rechters, politici, militairen, industriëlen en handelaars – Willem I verder trouw gebleven niet alleen in grote centra als Gent, Brussel, Luik, Doornik, … maar ook in kleinere steden. De eed van trouw die zij aan de koning hadden gezworen, was toen geen ijdel begrip.
Er zijn ook een aantal pogingen geweest om het Verenigd Koninkrijk te herstellen maar die zijn op een sisser uitgelopen omwille van de verdeeldheid en het gebrek aan afspraken binnen de orangistenbeweging, onbetrouwbare militaire complotteurs en zeker ook door de aarzeling en het twijfelen van Willem I die binnenlandse en buitenlandse verwikkelingen vreesde. Ook zijn rivaliteit met de Prins van Oranje die in het Zuiden heel populair was en die niet liever dan staatshoofd of vicekoning van het Zuiden wilde worden, werkte negatief. De repressie van het nieuw Belgisch establishment was dan ook navenant en wat vroeger Willem I werd aangesmeerd, werd nu ook gemeengoed in het nieuwe België: het instellen van perscensuur op de orangistische kranten en het vervolgen van journalisten en orangisten.
Bijna twintig jaar lang hebben de orangisten gehoopt op een herstel of een terugkeer naar hun “verloren koninkrijk”. Twintig jaar lang werden ze telkens heen en weer geslingerd tussen geloof en hoop op herstel en ontgoocheling. De actieve steun die ze verwachtten van hun idolen, Willem I en van de Prins van Oranje, de latere Willem II, is er nooit gekomen. De beweging is geleidelijk doodgebloed niet alleen door natuurlijke uitval en afsterven van de hoofdrolspelers, maar vooral door het aanvaarden in 1838 van het Verdrag van de 24 Artikelen en de definitieve verzoening van België met Nederland enkele jaren later. Toen werd het duidelijk dat er geen hoop op herstel meer was. De revolutiegolf van 1848 in Parijs en elders in Europa zou ook de democratische ontwikkeling in Nederland op gang brengen, waardoor de Staten-Generaal het voortouw namen en de koninklijke macht sterk werd ingeperkt. Door het anti-Nederlands karakter van de Belgische “revolutie” was de publieke opinie in het Noorden niet langer geïnteresseerd in een hereniging met het Zuiden De Nederlanders vreesden een heropbloei van de Antwerpse haven en de concurrentie op gebied van handel en het gewicht van de meer ontwikkelde industrie in het Zuiden.
De Nederlandse koningen waren misschien te aarzelend en te afwachtend maar hun waardering voor de Zuidelijke orangisten bleef intact. Tot aan de troonsbestijging van Willem III werden eerst wachtgeld en later pensioenen en giften trouw uitbetaald aan hun vroegere medewerkers en getrouwen in het Zuiden. Wie in geldnood zat, kon steeds beroep doen op de koning. Hiermee komt de dynastie van de Oranjes in een heel ander daglicht te staan, aspect dat door de belgicistische geschiedschrijving zo goed als volledig werd verzwegen. Willem I was dan toch niet de grote boosdoener die men ervan heeft gemaakt, integendeel. Willem I en zijn zoon waren sociaal voelende vorsten en hebben zolang als het mogelijk en nodig was hun aanhang in het zuiden gekoesterd en financieel ondersteund. De eed van trouw werkte duidelijk in twee richtingen.
Het valt ook op dat de orangistische beweging vooral een beweging van Franstaligen was. Het zou verkeerd zijn te denken dat het de voorbode was van de Vlaamse beweging en heropstanding. De meeste orangisten waren te vinden onder de Franstalige of verfranste elite van het Zuiden en correspondeerden ook onderling en met de Oranjes in het Frans. Dit laatste is niet te verwonderen gezien de positie van het Frans als internationale en diplomatieke taal van toen.
De orangisten zijn ofwel een natuurlijke dood gestorven of zijn geleidelijk opgegaan in het Belgisch establishment. Na de periode van het unionisme, vonden de meesten een nieuwe plaats binnen de liberale partij. Een minderheid kwam terecht in de Katholieke partij. Een aantal trok zich definitief uit het politiek leven terug en verkoos trouw te blijven aan de Oranjes en aan hun “verloren koninkrijk” waaraan ze met heimwee terugdachten en waarvan ze tot hun laatste adem bleven dromen nu herstel ervan toch niet meer mogelijk was.
Het beeld dat Els Witte schept van Leopold I is ook enigszins anders dan het beeld dat we kregen van Gita Deneckere[1]. Die laatste focuste meer op de internationale rol en betekenis van de Belgische koning. Els Witte schildert hem af als rivaal van de Oranjes en die maar al te graag zijn medewerking verleende aan ministers die maatregelen namen tegen de orangisten, als de man die het orangisme zag als een bedreiging voor zijn eigen positie, wat nogmaals het gewicht van de orangistische beweging in het prille België bevestigt. We zien ook dat Leopold I een realist en een fijn strateeg was die er geleidelijk in slaagde om enkele gevestigde waarden uit de orangistische beweging los te weken en ze voor het nieuwe België te winnen. De term omkopen is hier zeker niet op zijn plaats, maar door het uitdelen van adellijke titels, officiële functies en andere voordelen gingen heel wat orangistische deuren uiteindelijk open.
Onnodig te zeggen dat het werk van Els Witte het resultaat is van jaren archief- en bronnenonderzoek in Den Haag en Brussel en een totaal nieuw licht werpt op de orangistische beweging na 1830 en ook op de zo hoog geprezen Belgische “revolutie”. De orangistische beweging komt er gewichtiger en belangrijker uit en de Belgische “revolutie”, opgeblazen door de romantiek, wordt tot haar juiste proporties herleid. Hierin hebben toeval en internationale context een grotere rol gespeeld dan patriotisme en ideologie.
Dit boek is echt een aanrader.
[1] DENECKERE (G.), Leopold I. De eerste koning van Europa. De Bezige Bij, 2011.