Hans Andriessen, e.a.
Lannoo, Tielt, 520 p.
ISBN 978 94 014 29832
Na zijn troonsafstand in 1918 is Wilhelm II in ballingschap vertrokken naar het Nederlandse Doorn. De geallieerden hebben zijn uitlevering gevraagd, wat Nederland, dat neutraal was tijdens de Eerste Wereldoorlog, altijd heeft geweigerd.
Naar analogie met wat gebeurde na de Tweede Wereldoorlog, heeft een ploeg bestaande uit historici en juristen een denkbeeldig proces van Wilhem II laten plaatsvinden in de vroege jaren 1920. De schriftelijke neerslag vindt men in deze publicatie. Hamvragen zijn: liet het internationaal recht zoals het gecodificeerd was ca 1920 wel toe dat een ex-keizer werd uitgeleverd en internationaal berecht? Was de keizer persoonlijk verantwoordelijk voor al wat zich in het oorlogsgebeuren had afgespeeld?
We laten het juridisch luik van het werk ter zijde en beperken ons tot enkele interessante statements van de “verdediging”, o.a. betreffende de verantwoordelijkheid voor het uitbreken van de oorlog, de inval in België, de wreedheden begaan tijdens de opmars en natuurlijk ook voor de duikbotenoorlog waarbij heel wat onschuldige burgers het leven lieten.
De Duitsers, en de keizer persoonlijk, als enige schuldige aanwijzen voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, was voor de “verdediging” onaanvaardbaar. Dit berust op een mythe die de geallieerden, de eindoverwinnaars dus, gecreëerd hebben, zegt ze. Vooral de Britten treft schuld. Ze wilden de voornaamste economische wereldmacht blijven en konden moeilijk dulden dat een recent verenigd Duitsland als kaper op de kust verscheen, zijn deel van de internationale handel opeiste en een koloniale macht werd. Om dit te verwezelijken moest Duitsland zowel zijn handels- als oorlogsvloot verder uitbouwen, wat een doorn in het oog van het Brits imperialisme was.
Op zijn beurt voelde Duitsland zich in het nauw gedreven door de Triple Entente afgesloten tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland. In de eerste jaren van de XXe eeuw was bv. al tot tweemaal toe spanning ontstaan rond Marokko en Tunesië waar zowel Frankrijk als Italië en Duitsland hun invloedssfeer wilden uitbreiden. De kanselarijen en de pers hielden er terdege rekening mee dat het vroeg of laat tot een uitbarsting zou komen en dat de militaire allianties (de Entente en de Centrale Machten) een kettingreactie op gang zouden brengen.
De inval in België en de schending van zijn neutraliteit en onafhankelijkheid die Pruisen een eeuw voordien mee had gegarandeerd, was het gevolg van de Russische mobilisatie in juli 1918, mobilisatie die, benevens de aanslag in Sarajevo, kan worden beschouwd als de directe aanleiding tot de oorlog. De Duitsers wisten dat de Russen twee maanden nodig hadden om volledig te mobiliseren. Dutsland dat zich in het Oosten en in het Westen ingesloten en bedreigd voelde, had dus maar enkele weken tijd om eerst af te rekenen met de vijand aan zijn Westflank, nl. Frankrijk dat een hele sliert van moeilijk in te nemen forten had gebouwd aan de grens met Duitsland. Het von Schlieffenplan voorzag een doortocht door België en Luxemburg gevolgd door een troepenbeweging rond Parijs om zo de Franse forten in de rug aan te vallen en de Fransen te verslaan vooraleer het Russische leger volledig paraat was.
De wreedheden begaan tijdens de Duitse opmars in België en Noord-Frankrijk kunnen moeilijk ten laste van de keizer worden gelegd, meent de “verdediging”. Bracht de legerleiding hem wel systematisch van alles op de hoogte? Kan hij verantwoordelijk worden gesteld voor elke wandaad van de legerleiding of van elke individuele militair?
Wat de duikbotenoorlog betreft, die werd ook uitgelokt door de Britten. Ze bewapenden koopvaardijschepen en lieten Britse vaartuigen onder neutrale vlag varen. Tegen het algemeen geldend zeerecht in, vervoerden die “neutrale” schepen ook oorlogsmateriaal afkomstig uit de VS en Canada en kregen de kapiteins opdracht om zonder verwittiging te schieten op de Duitse U-boten. Churchill hoopte dat op die manier weleens een Amerikaans schip zou worden tot zinken gebracht (wat effectief gebeurde met de Lusitania) en dat de VS zo bij de oorlog zouden worden betrokken.
Dit laatste was bovendien een must voor de Amerikaanse economie. De Amerikaanse industrie was geëvolueerd tot oorlogsindustrie die meer dan op volle toeren draaide door de massale Britse en Franse militaire bestellingen. De Britten zaten na enkele jaren zo goed als volledig financieel aan de grond. Wilde de Amerikaanse oorlogsindustrie aan dat ritme verder blijven draaien en de werkgelegenheid op peil houden, dan moest er nu ook een Amerikaanse deelname aan de oorlog komen en dus militaire uitgaven uit de Amerikaanse schatkist.
In de publicatie wordt ook de manier aan de kaak gesteld waarop Duitsland bedrogen werd bij het ondertekenen van de wapenstilstandsovereenkomst in november 1918. De aanvankelijke belofte van de Amerikaanse president Wilson dat er noch verliezers noch overwinnaars zouden zijn, werd door de Britten en de Fransen van tafel geveegd. Duitsland, dat zich in een prerevolutionair stadium bevond door een dreigende bolsjewistische staatsgreep, was machteloos en kon niet anders dan de geallieerde voorwaarden aanvaarden. Hetzelfde scenario herhaalde zich nadien bij het sluiten van het Verdrag van Versailles: Duitsland kreeg zo goed als geen inspraak en zo het weigerde te ondertekenen, zou het land door de geallieerden worden bezet.
Het is dan ook niet te verwonderen dat een decennium later Hitler zich hiertegen zou verzetten en dat het Verdrag van Versailles dat alle schuld voor de oorlog eenzijdig legde bij Duitsland en zijn bondgenoot Oostenrijk-Hongarije, mee aan de basis ligt van de tweede wereldbrand.