Oostende op zoek naar een locatie voor het monument van Leopold II

Verschenen in Biekorf
jaargang 122 (2022), pp. 106-12

In 1929 was het merendeel van de Oostendenaars ervan overtuigd dat Leopold II recht had op een groot monument vanwege bewezen diensten aan de stad. Met middelen afkomstig uit zijn Congo-Vrijstaat had hij Oostende immers verfraaid en laten uitgroeien tot wat toen nog “de Koningin der Badsteden” heette. De bewoordingen in de lokale pers logen er niet om: “den grooten weldoener onzer stad“, “de groote figuur van Leopold II“, “un des plus grands monarques des temps modernes“, “le Génial Colonisateur, le Bâtisseur, qui a donné un merveilleux essor à son Pays et à la côte en particulier”

Over het concept van het monument en de uitvoering ervan door de gebroeders Alfred (1889-1967) en Antoine Courtens (1899-1969), vonden we weinig kritiek. Alleen de voorstelling van de koning te paard werd hier en daar in vraag gesteld omdat de Oostendenaars hem voornamelijk gekend hadden als wandelaar langs de zeepromenade. Bovendien was zijn pose op het paard niet deze van een ruiter, maar van een jockey (‘à l’américaine’), schreef Pourquoi pas.

Toch bleef het standbeeld gedurende de hele zomer en het najaar 1929 de krantenkoppen halen. Hamvraag was nu of de gekozen locatie wel de beste was. Het stadsbestuur had immers op 14 juni 1929 geopteerd voor de Drie Gapers. Aan die beslissing was een hele procedure voorafgegaan. Schepencollege en gemeenteraad hadden voor het ontwerp en de keuze van de site een jury aangesteld van wie het voorstel gunstig advies had gekregen van de commissies Schone Kunsten en Openbare Werken, respectievelijk voorgezeten door de liberale schepen Georges Verhaeghe en de katholieke schepen Alphonse Elleboudt.

Een deel van de bevolking, opgepookt door de liberale krant Le Carillon, was het oneens met de Drie Gapers. Een achtenswaardige koning als Leopold II verdiende beter dan een verloren gat waar twee derden van het jaar geen ziel voorbijkwam, stond in de krant te lezen. Zwembad en Thermae Palace Hotel waren toen nog niet gebouwd zodat, althans volgens de krant, de enige passanten de Oostendenaars en de seizoengasten op weg naar de hippodroom zouden zijn.

Heel wat alternatieve locaties passeerden de revue:

  • de geplande (maar nooit uitgevoerde) rotonde op de kruising van de nieuw aangelegde Koningin Astridlaan met de Koninginnelaan, door de jury niet weerhouden om esthetische redenen;
  • het kunstmatige heuveltje (la butte) van het Leopoldpark, met uitzicht op de Leopold-II-laan en het Kursaal[1]. Deze locatie had het nadeel dat het bronzen monument onvoldoende zou contrasteren met de groene achtergrond en dat het zo’n dertien meter boven de begane grond zou komen te staan. Bovendien was toen al sprake om de Leopold-II-laan door te trekken door het park tot aan de Vindictivelaan, zodat vroeg of laat het standbeeld verplaatst zou moeten worden, wat extra-kosten voor de stad zou meebrengen;
  • voor de ingang van het vroeger station Oostende-Stad op het Vandersweepplein (nu E. Feysplein);
  • op het nog op te vullen tweede handelsdok (vandaag Mercatordok) dat daarna als square of als kruidentuin – naar Brussels model – zou worden aangelegd.

    Het heuveltje op het uiteinde van het Leopoldpark, alternatief voor de locatie aan de Drie Gapers.

    Het heuveltje op het uiteinde van het Leopoldpark, alternatief voor de locatie aan de Drie Gapers.

Lees verder in Biekorf,  jaargang 122 (2022), pp. 106-12


[1] Aanleunend tegen deze kunstmatige hoogte, bevond zich op de kruising van K. Jansenslaan en Leopold-II-laan een vijvertje met fontein die in 1933 achter het nieuw Bloemenuurwerk kwam te liggen. Le Carillon (1 april 1933) spaarde weer zijn kritiek niet: “Le monument Léopold II n’était pas digne d’être placé-là, parce que la butte était trop vénérable…  Mais l’horloge publique peut y venir”.
Het Bloemenuurwerk werd na het doortrekken van de Leopold-II-laan door het park, verder opgeschoven naar rechts in het park. Op de oorspronkelijke plaats van het Bloemenuurwerk, bevindt zich vandaag, tussen de twee armen van de Leopold-II-laan, een waterpartij met in het midden het beeld De Zee, in de volksmond gekend als Dikke Mathilde; zie Gemeenteblad Oostende 1933, zitting 3 maart, p. 123-24; R. DELY, ‘Het bloemenuurwerk in het Leopoldpark 1933-1983′, in: De Plate, jg. 12 (1983), p. 51-53 en 65; https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/77711

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>