Poperingenaar August Benoot werd geboren in 1889 en priester gewijd in 1913. Vooraleer hij in 1931 in Kortemark werd benoemd als geestelijk directeur van de Zusters van de H.Vincentius, was hij achtereenvolgens leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege van Oostende[1], legeraalmoezenier tijdens WO I en onderpastoor in Woesten en Oudenburg. Hij zette zich ook in voor de Kortemarkse Kostschool en Landbouwhuishoudschool en stond achter de oprichting van de tuinbouwafdeling die hij promootte in een krantenartikel. Hij werkte ook mee aan het schooltijdschrift Klokje dat tijdens zijn directeurschap van drukkerij veranderde: zijn eigen huisdrukker Sansen[2] uit Poperinge zou tot na WO II drukker van Klokje blijven.
Over zijn vierjarig verblijf te Kortemark vonden we een getuigenis van moeder Anastasie, de latere algemene overste van de zusters:
“Priester A. Benoot was goed aanvaard in onze congregatie, maar de tijd was te kort om te kunnen spreken van stempel slaan. De reden van zijn heengaan? Niemand van de nog overlevende Zusters weet het precies. Het was toen al zo gesluierd en mysterieus. Als piep-jonge Zuster heb ik die vrome Priester goed gekend: intellektueel, zeer sympathiek, vol humor en echt aangenaam in zijn omgang, opvallend “Vlaming”[3]. Zeer gevoelig voor vriendschap, vertrouwen en lijden. Men kreeg soms de indruk dat hij leed – nu zou men zeggen “problemen had”. En toch was hij altijd opgewekt en blij. Hij was buitengwoon vrijgevig: niets voor zichzelf, alles voor de anderen.
Zijn conferenties voor de Zusters waren rijk aan inhoud, eenvoudig en pittig; hij sprak zeer gemakkelijk en gemoedelijk. De leerlingen van de Kostschool hadden hem zeer graag om zijn optimisme. Zijn geestelijke leiding was iets “speciaal”. Na zijn heengaan naar Kortrijk is er weinig kontakt geweest met de congregatie”[4].
Zr Alberta verklaart zijn vroegtijdig vertrek als volgt:
“Mijn zusters kennen Z.E.H. Benoot. Zij waren hier tot en met het schooljaar 1931-1932 en vertelden over een conflict met de directrice om reden van examenpunten die niet toegekend waren aan een leerlinge van de landbouwhuishoudschool. Begin oktober 1934 trad ik binnen in het klooster. Hij was zeer goed. Nooit heb ik iets verdachts bemerkt”[5].
Het valt ook op dat hij ontbreekt op de gelegenheidsfoto bij de inwijding van de nieuwe landbouwhuishoudschool in 1939. Was dit toeval?
In 1935 zei Benoot definitief vaarwel aan Kortemark om dezelfde functie op te nemen bij de Zusters van de H. Familie te Kortrijk die werkzaam waren in de bejaardenzorg. Tijdens WO II werd Benoot daar ernstig ziek:
“De grootste oorzaak was niet de bombardementen, maar wel het tekort aan degelijke voeding voor de bejaarden. Persoonlijk deed hij voetstappen bij openbare inrichtingen, bezocht landbouwers en vrienden, maar bekwam het resultaat niet die hij wenste en daaraan begaven zijn zenuwen, zo erg, dat hij in een inrichting diende verzorgd te worden. Hij was gelukkig als hij armen kon gelukkig maken”[6].
Hij was pas 55 jaar toen hij in 1944 op rust ging in zijn geboortestad Poperinge waar hij aan de Valkstraat samenwoonde met zijn zus en broer.
Een minder gekende kant van August Benoot, alias Radaf Meyseune, is zijn schrijverstalent. In 1928, toen hij onderpastoor was in Oudenburg, publiceerde hij Christus-Koning, een bijbels toneelspel dat later nog in Gent en in Nederland werd opgevoerd. In 1930 volgde de streekroman Het Klokhof dat voor strubbelingen zorgde omdat bepaalde families zich in de personages herkenden. Ook de Franse literatuur interesseerde hem. Hij was trouwens één van de beste Bloy-kenners[7] over wie hij veel heeft geschreven maar niets gepubliceerd[8].
“Hij was zeer spiritueel in zijn gesprekken, schrijft zijn neef, uiterst eenvoudig en sober in zijn levensopvatting, heel erg gebrand op echte rechtvaardigheid, rukte zicht voortdurend los uit alle mogelijke vormen van eng katholicisme en machtsmisbruik dat daar uit voortvloeide. Eigenlijk was hij links gericht en bleef hij een verwoede Belgicist”.
Pas in 1953, ter gelegenheid van de patriotische Fosty-betoging[9] te Diksmuide, zou zijn eigenzinnig en rebels karakter echt aan de oppervlakte komen en tot controverse leiden. Om incidenten en een tegenbetoging van Vlaamse, vooral Leuvense hoogstudenten, te vermijden, had kardinaal Van Roey verboden dat geestelijken in openlucht de mis zouden opdragen. Oud-legeralmoezenier Benoot nam een loopje met dat verbod. Hij ging voor in een gebedsmoment in openlucht maar droeg de mis … in de kerk op. De vrijzinnige liberale en socialistische pers interpreteerden dit als een vorm van verzet tegen de hiërarchie. Hiervoor werd Benoot op handen gedragen en gebruikt door al wat links was. Benoot liep in de val en stond gretig interviews toe aan Pourquoi pas en aan Le Soir die later werden overgenomen door De Volksgazet en Voor allen. In de Pourquoi pas sneerde hij naar het episcopaat:
“Ik heb veel missen gelezen in open lucht. (…) Het was in 1916 [in de loopgraven]. Toen was daar geen toelating voor nodig. Het is waar ook dat men daar geen gevaar liep om een Bisschop te ontmoeten”.[10]
In Le Soir van 2 december 1953 ging hij nog een stapje verder. Niet alleen beschuldigde hij de familie Sansen, uitgevers van De Poperingenaar (later Het Wekelijks Nieuws) van collaboratie met de Duitsers, bovendien verloor hij de pedalen toen hij het (vrij) onderwijs extreem rechtse sympathieën verweet:
“Je ne parlerai pas de certaine grande presse flamande, vouée à la défense des intérêts des inciviques et à une incontestable renaissance du néo-nazisme. Celui-ci n’est, hélas! Pas un vain mot. Il existe. Il est parfois impunément professé dans certaines écoles où la lecture de ‘Mein Kampf’ de Hitler est encore ouvertement conseillée” […].
Mais l’opinion ici, est dangereusement conduite par une feuille hebdomadaire, éditée à Poperinghe par ceux-là mêmes qui sous l’occupation, le mettaient sous un autre titre[11], au service des Allemands en lançant des appels pour le service au front de l’Est, etc. Condamnés après la libération, ils ont été remis en selle grâce à certaines interventions et aujourd’hui ils font la pluie et le beau temps à Poperinghe, menaçant ceux qui oseraient leur faire opposition”.
“Un prêtre courageux”, blokletterde Le Peuple[12]. De Volksgazet maakte van de gelegenheid gretig gebruik om een campagne op te zetten tegen het vrij onderwijs en tegen CVP-minister van onderwijs Pierre Harmel:
“In welke Vlaamse Katholieke scholen is het dat men de lezing van ‘Mein Kampf’ aanprijst? Is het om zulke ‘opvoeding’ te bevorderen dat minister Harmel en de C.V.P.-regering steeds meer en meer millioenen aan hun onderwijsinstellingen toekennen?”.
Zonder het te beseffen, werd Benoot meegesleurd in een politiek spel dat het daaropvolgende jaar zou uitmonden in de “schoolstrijd”.
Ondertussen brak de storm los in de Vlaamsgezinde kranten. Het Wekelijks Nieuws reageerde heel heftig tegen Benoot die nochtans jaren lang bijdragen had geschreven voor deze plaatselijke krant. Benoot stuurde een aangetekend schrijven naar de uitgever en eiste recht op antwoord. Pallieter schreef:
“Het is langs de kant van de patriotse cocorico dat wij moeten de reden zoeken van het merkwaardig feit dat een katholiek priester in vrijzinnige kranten als ‘courageux’ geloofd en geprezen wordt”[13].
Doordat de verkiezingen van 1954[14] voor de deur stonden, nam de zaak plots nationale proporties aan. Frans Van Cauwelaert, voorzitter van de Kamer en van CVP-signatuur, maakte de zaak aanhangig bij de aartsbisschop[15]. De vicaris-generaal van het aartsbisdom stuurde het schrijven van de kamervoorzitter prompt door naar Mgr. De Smedt, de nieuwe bisschop van Brugge, met volgende suggestie: “Misschien vindt U wel een middel om de verwarring die hij zaait te doen ophouden, met hem man en paard te doen noemen”[16].
Benoot kreeg echter de gelegenheid niet meer om zijn aantijging i.v.m. Mein Kampf te duiden. Waarschijnlijk heeft Mgr De Smedt hem ertoe gebracht een punt te zetten achter de polemiek. Zoals blijkt uit een brief van de bisschoppelijke secretaris aan de vereniging van oudstrijders, dekte de bisschop de zaak toe door zich in algemene bewoordingen uit te spreken en te bevestigen dat Benoot correct had gehandeld in Diksmuide. Daarmee was de kous af:
“De aanvallen waarvan de Eerw. Heer Benoot, zonder grond of reden, het voorwerp was in de pers, onderscheiden hem niet van de andere geestelijken. Voortdurend zijn de Bisschoppen en de priesters het slachtoffer van onrechtvaardige beschuldigingen in de pers.
Het ligt niet in de gewoonte dat de Bisschoppelijke Overheid optreedt om de aangevallen priesters te verdedigen.
P.S. In uw schrijven beweert U dat Eerw. Heer Benoot de H. Mis heeft opgedragen op de plechtigheid tot huldebetoon aan de gesneuvelde soldaten. Dat was hem verboden en Eerw. Heer Benoot heeft zich aan dit verbod onderworpen. Hij heeft er zich toe beperkt in het openbaar gebeden te zeggen, hetgeen hem niet verboden was”[17].
Tot aan zijn dood in 1968, zouden we niets meer horen van August Benoot. Deken Leo Devloo die hem goed kende, is hem nog regelmatig gaan opzoeken in Poperinge:
“Hij had nood aan vriendschap, of beter: aan mensen die wilden luisteren naar zijn urenlange uiteenzettingen over de Franse letterkunde, waarin hij zeer beslagen was. Werkelijk, een fijne geest in dit vak. Hij bleef tot de laatste jaren de goede vriend van een aantal Poperingse families”[18].
Hij was ook heel geliefd bij de jeugd:
“De misdienaars die bij hem de mis dienden in de kapel van de Zusters Penitenten, werden door hem 5 frank betaald. Van de andere priesters kregen ze niets. En bovendien zat hij niet om een kwinkslag verlegen om al dat jonge geweld te boeien. Nu nog praten zij die het kunnen weten met veel lof over pastertje Benoot, bij wie ze de mis dienden“[19].
© John Aspeslagh
Deze bijdrage maakt deel uit van
Dertig jaar uit het rijke leven van een plattelandspensionaat
Kostschool en Landbouwhuishoudschool van Kortemark
1926 – 1956
[1] zie VANCRAEYNEST (R.) en DE GROEVE (A.), Onze-Lieve-vrouwecollege Oostende 1842-1992 (Oostende, 1992), p. 287. Hij gaf er les aan de schrijver Gaston Duribreux. Later grapte Benoot dat hij Duribreux had leren schrijven; zie getuigenis van deken Leo Devloo in het fonds Jozef Geldhof bewaard in ABB. Over August Benoot, zie ook VANSLEMBROUCK (M.), Een pen vergaart wat wereld is. Figuren en boeken in Edewalle, Handzame, Kortemark, Werken en Zarren (Aartrijke, 1992), p. 13-15. In Oostende was hij collega van Reiner Deleersnijder aan wie we een bijdrage hebben gewijd.
[2] Hij schreef ook bijdragen voor De Poperingenaar. Zowel in Klokje als in De Poperingenaar tekende hij zijn bijdragen met zijn initialen A.B.
[3] Annick Clabau (zie voetnoot 19) typeert hem ook als “flamingant van ‘t eerste uur”. Na WO II was hij eerder belgicist. Zie verder.
[4] Brief van moeder Anastasie (Anna De Boever) dd 3 maart 1969 in fonds Geldhof van Archief Bisdom Brugge (ABB).
[5] Getuigenis van Zr Alberta (Irma Sys) in 2007. Ze werd later directrice van het Margareta-Maria-Instituut van Kortemark
[6] Brief van Zr Teresia dd 8 maart 1969 in fonds Geldhof van ABB.
[7] Léon Bloy (1846-1917), Frans schrijver, dichter en essayist die een grote invloed heeft gehad op de jonge katholieke generatie van het interbellum.
[8] Brief dd 12 maart 1969 van zijn neef Edgar Benoot in fonds Geldhof van ABB.
[9] In 1953 waren, als nasleep van WO II, collaboratie en repressie zeker nog niet verwerkt. Over de Fosty-actie van 25 oktober 1953, zie http://www.n-va.be/nieuws/opinie/de-fosty-actie-vijftig-jaar-geleden-vlaanderen en http://gent.kvhv.org/over-kvhv/geschiedenis/
[10] Pourquoi pas geciteerd in Het Wekelijks Nieuws dd 14 november 1953.
[11] Benoot liet er in 1933 zijn toneelstuk Christus-Koning drukken en vanaf 1932 verzorgde hij zo goed als wekelijks een column in het weekblad De Poperingenaar. Na de bevrijding werd de uitgever, Valère Sansen, beschuldigd van collaboratie met de bezetter, een tijdlang opgesloten maar uiteindelijk vrijgesproken. De Poperingenaar verscheen opnieuw in 1946 en wijzigde zijn titel in Het Wekelijks Nieuws. Pas in 1953 zou Benoot volledig breken met de uitgeverij Sansen; zie DE BENS (E.) en RAEYMAECKERS (K.), Regionale media in Vlaanderen: een doorlichting (Gent, 1998), p. 23.
[12] Le Peuple en De Volksgazet van 3 december 1953.
[13] 10 december 1953.
[14] De homogene CVP-meerderheid zou in 1954 plaats moeten ruimen voor een liberaal-socialistische coalitie met de Waalse socialist Leo Collard als minister van nationale opvoeding. Het waren de jaren van de “schoolstrijd”.
[15] Brief dd 4 december 1953 bewaard in het fonds Geldhof van ABB.
[16] Brief dd 5 december 1953 van Mgr Van Eynde aan Mgr De Smedt bewaard in het fonds Geldhof van ABB.
[17] Brief van bisschoppelijk secretaris P. Nicaise dd 3 januari 1954 aan de voorzitter van het Nationaal Verbond van verminkte en invaliede militairen, bewaard in fonds Geldhof van ABB.
[18] Schrijven van Deken Leo Devloo in fonds Geldhof van ABB.
[19] CLABAU (A.), 76 jaar geleden: Pastertje Benoot schreef “Het Klokhof” in Populus Alba, Driemaandelijkse nieuwsbrief met nieuwtjes en weetjes over Abele en omgeving, Jaargang 2, nummer 4 (december 2006).
Beste,
Ik heb een website en stamboom over de familie Benoit.
Zou ik uw tekst over ‘pasterke Benoot’ mogen gebruiken met bron- en sitevermelding uiteraard?
Hartelijke dank,
Eric
Geen probleem mits verwijzingen.
Succes!