In het cultuurhuis De Scharbiellie in De Panne, loopt nog tot 14 april – onder de benaming Het hospitaal van de koningin – de tentoonstelling over het militair hospitaal L’Océan en het dagelijks leven in deze kustgemeente tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De tentoonstelling bestaat hoofdzakelijk uit fotografisch materiaal dat prachtig wordt gepresenteerd in de luchtige en gezellige ruimte van dit modern en aangenaam ingericht cultuurhuis.
Het overgrote deel van de documenten heeft uiteraard betrekking op het hospitaal L’Océan gelegen aan de dijk van De Panne. Dit fotografisch en ander materiaal bevinden zich in de grote gelijkvloerse ruimte waar ook een operatiekwartier uit de oorlogsjaren is gereconstrueerd met authentiek chirurgische instrumenten en materiaal voor wondverzorging. Dat de gemeente De Panne hierin een centrale rol speelde, is uiteraard te verklaren door het feit dat het “vrije België” zich in die jaren beperkte tot het niet overstroomd gebied binnen het IJzerbekken.
Op een wat lager gelegen niveau van de tentoonstellingsruimte, wordt het later bijhuis van L’Océan in de vroegere gemeente Vinkem belicht, weliswaar met minder materiaal dan voor de hoofdvestiging in De Panne waarop de tentoonstelling natuurlijk focust.
Op de tussenverdieping evoceren de initiatiefnemers het dagelijks leven in De Panne tijdens de jaren van het wereldconflict. Daar staat de koninklijke familie centraal omdat ze het grootste deel van de oorlog in De Panne doorbracht. In de expokasten zijn ook administratieve documenten als bv. medische steekkaarten, registers, en publicaties van de artsen uitgestald.
De tentoonstelling beoogt niet alleen het dagelijks leven en het reilen en zeilen van het militair hospitaal en van de gemeente in de kijker te stellen. Speciale aandacht gaat ook naar het medische en verplegend personeel die niet alleen uitblonken door hun toewijding maar ook baanbrekend werk verrichtten op gebied van chirurgie en van wetenschappelijk onderzoek. En als we spreken over personeel, dan bedoelen we daarmee zowel het militair personeel als dat van het Rode Kruis: dokters specialisten, onder wie een aantal gemobiliseerde universiteitsprofessoren, verpleegkundigen en ook … het korps van brancardiers dat pas kort voor de oorlog was opgericht.
In het gastenboek van de tentoonstelling lazen we ook de commentaar van een aantal Franstalige bezoekers die er zich over bekloegen dat de onderschriften bij de foto’s eentalig in het Nederlands waren, precies of De Panne een faciliteitengemeente is! We lazen zelfs dat Elizabeth “la reine de tous les Belges” was, wat dan moest dienen als doorslaggevend argument om tweetalige onderschriften bij de foto’s te rechtvaardigen! Eén iemand schreef zelf: “Vive la Belgique unie, Leve verenigd België”. Zie waarvoor de grote oorlog wordt gebruikt en zelfs politiek misbruikt!
Heb je de tentoonstelling gemist? Geen probleem, je vindt het fotografisch materiaal integraal terug in het gelijknamig boek[1] dat de gemeente De Panne bij die gelegenheid publiceerde.
Het boek dat drie delen omvat, is heel verzorgd en overzichtelijk in twee kolommen uitgegeven en overvloedig geïllustreerd aan de hand van de fotografische documenten van de tentoonstelling. Door een aantal herhalingen is het eerste deel minder overzichtelijk alhoewel het toch een goed beeld geeft van het ontstaan en van de spectaculaire evolutie van de medische dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hier en daar vonden we ook een aantal slordigheden op vlak van taal en spelling. Storend is wel dat op p. 24 als datum van het Duits ultimatum 2 mei wordt opgegeven in plaats van 2 augustus 1914.
Het werk eindigt met een uitgebreide bibliografie. Spijtig genoeg ontbreekt een index van de vermelde persoonsnamen.
Eerste deel – Het ontstaan van de medische dienst in het Belgisch leger
Tot het begin van de 20ste eeuw bestond het systeem van de loting. De militiewet van 1909 – ingegeven door de gespannen internationale toestand – voerde de algemene dienstplicht in. Nu de effectieven aanzienlijk aangroeiden, voelde de overheid de nood aan militaire geneesheren en brancardiers. Die nood werd nog prangender toen het oorlogsgevaar dreigde.
De prille en slechte organisatie van de medische dienst zorgde voor chaos en verwarring tijdens de eerste oorlogsweken. Inspecteur-generaal Mélis, het toenmalig diensthoofd, opteerde om de gewonden zo vlug mogelijk van het front naar het hinterland te evacueren om bij de frontlinie de opvangcapaciteit voor acute gevallen op punt te houden en om zo ook de herstellende soldaten uit de klauwen van de vijand te houden. Geleidelijk aan werden ook de brancardiers onder de leiding van een militaire geneesheer aan een vaste eenheid toegewezen.
Door de omstandigheden maakte de militaire geneeskunde een hele evolutie door. Waar ze zich tot augustus 1914 voornamelijk toelegde op ontsmetting van en het bestrijden van ziekten binnen de kazernes, werd de chirurgie nu plots haar hoofdbezigheid, zeker toen de oorlog evolueerde naar een stellingoorlog. Dokter Depage pleitte nu om de gewonden zo dicht mogelijk bij het front te opereren en te verzorgen en zo tijd te winnen en levens te redden. Pas na verzorging mochten de gewonden naar hospitalen in het hinterland worden vervoerd.
Door de aanwezigheid van de talrijke militairen en vluchtelingen in het gebied achter de IJzer, brak een tyfusepidemie uit die werd bestreden via massale vaccinatie en door evacuatie en verzorging van de ergste gevallen in Noord-Franse klinieken.
In april 1915 richtte de militaire overheid in de Cabour-duinen het Hôpital de la grande chirurgie in dat in 1917 zou worden overgebracht naar Beveren-aan-de-IJzer. Vanaf toen specialiseerde men zich in Cabour in de verzorging van de gasslachtoffers en kwam in Veurne een productie-eenheid van gasmaskers op gang.
Onverwacht probleem was het uitbreken van de Spaanse griep in het laatste oorlogsjaar.
Tweede Deel – Hôpital de L’Oceéan in De Panne en later ook het bijhuis in Vinkem
Dit was een initiatief van koningin Elizabeth en van het Belgisch Rode Kruis en werd ondersteund door het leger. Het Rode Kruis zamelde hiervoor fondsen in in Groot-Brittanie, de VS en in Nederland. Eind 1914 werd het voormalig hotel L’Océan in De Panne als hospitaal ingericht. Oorspronkelijk waren er 200 bedden beschikbaar maar het hospitaal breidde enorm uit door het installeren van bijkomende paviljoenen in de onmiddellijke omgeving.
|
De voornaamste doelstellingen waren:
- Onmiddellijke verzorging zo dicht mogelijk bij de frontlinie
- Aanwezigheid van gespecialiseerde geneesheren
- Het hospitaal moest een studiecentrum worden en zich specialiseren in specifieke chirurgie en behandeling van oorlogstrauma’s en later ook in de behandeling van slachtoffers van de Duitse gasaanvallen. Hiervoor werd het Institut Marie Depage opgericht. Om het genezingsproces te bevorderen en het verplegend personeel wat ontspanning te bieden, waren er ook kunsttentoonstellingen, had het hospitaal een eigen orkest en kregen de gewonden het bezoek van personaliteiten als de schrijver Emile Verhaeren en de muzikant Eugène Ysaÿe.
Toen de bombardementen in 1917 ernstige proporties aannamen, werd het plan opgevat om L’Océan over te brengen naar de wat verderop gelegen gemeente Vinkem. Dit plan werd nooit volledig uitgevoerd: een bijhuis van L’Océan werd daar wel opgestart maar de hoofdvestiging bleef in De Panne verder werken en zou pas in 1919 definitief haar deuren sluiten.
|
|
Op zijn hoogtepunt telde L’Océan in De Panne ruim 20 geneesheren, 120 verpleegsters , 70 brancardiers en 470 leden ondersteunend personeel. Heel wat verpleegsters waren van Britse nationaliteit … vandaar dat ook het intern hospitaalreglement op “zijn Engels” was.
Er was ook een atelier bedrijvig waar chirurgisch materiaal werd onderhouden en gefabriceerd. In hetzelfde atelier werden prothesen gemaakt. De ondersteunende diensten van de kliniek bestonden uit een voedingsdienst, een linnendienst, een garage, een technische dienst en een boerderij gelegen in de Moeren die het hospitaal bevoorraadde in groenten, vlees , eieren, enz. De militaire beschikten in De Panne over een bibliotheek, een feestzaal en kapellen voor de katholieke en de protestantse eredienst.
|
|
Om een idee te geven van de omvang: tussen 1915 en 1919 werden ongeveer 24 000 militairen en burgers opgenomen waarvan 2027 overleden, nog geen 10%, wat eigenlijk bijzonder weinig was gezien de massale oorlogsmachine die aan het front werd ingezet.
Derde Deel – Dagelijks leven in De Panne – aanwezigheid van de koninklijke familie
Dit deel is het minst interessant. De auteurs van het boek (p. 112) maken wel komaf met de mythe van koningin-verpleegster Elizabeth.
“Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog leefde bij de bevolking de overtuiging dat de koningin verpleegster in L’Océan was geweest en ontstond de mythe van de koningin-verpleegster. Ondanks het feit dat zij in 1916, meer dan een jaar na de oprichting van L’Océan, een cursus verpleegkunde had gevolgd, was koningin Elisabeth tijdens de oorlog nooit op permanente basis actief als verpleegster. Haar vele andere verplichtingen en het feit dat ze vaak in het buitenland verbleef, lieten zeker niet toe dat ze dagelijks aanwezig kon zijn in L’Océan, laat staan dat ze werd ingeschakeld in het werkschema van de verpleegsters. WeI assisteerde ze af en toe dokter Depage bij operaties en werd ze op occasionele wijze betrokken bij het leggen van verbanden van gewonde soldaten. Dat deed ze blijkbaar goed: er is een mooie getuigenis van Nellie Maclean, een Schotse verpleegster van L’Océan, die in een brief van 10 augustus 1917 aan de koningin getuigde over een landgenoot van haar die door de koningin werd verzorgd. De Schotse militair fluisterde haar toe: ‘Zuster, deze keer deed het helemaal geen pijn. Ik hoop nu dat de koningin me elke dag verzorqt. Koningin Elisabeth had vooral een belangrijke invloed op het moreel van de gewonden: ze troostte hen en sprak hen moed in, stuurde bloemen en deelde fruit en chocolade uit. Ook de verpleegsters van L’Océan kregen regelmatig kleine attenties, wat ze- getuige de talrijke dankbetuigingen – ten zeerste waardeerden. Door haar aandacht en inzet voor de verpleegsters speelde ze een rol in de erkenning van het verpleegsters beroep, en in de aanvaarding van lekenzusters door het grote publiek [voor de oorlog waren het bijna uitsluitend kloosterzusters die verpleegkundige zorgen verstrekten]. De melomanische koningin hechtte bovendien veel belang aan de verpleegkundige waarde van ontspannende activiteiten als concerten en theatervoorstellingen voor het herstel van de gewonden.”
Aanvulling
Hetzelfde nummer van Le Petit Journal van 18 juli 1915 loofde de inzet van Belgische koning en koningin (in kleur) en plaatste daartegen de negatieve reactie van een Duitse gewonde die aan zijn bed bezoek kreeg van keizerin Augusta (in zwart wit!)
[1] DE MUNCK (L.) en VANDEWEYER (L.), Het hospitaal van de koningin. De Panne, 2012, 160 blz. Het boek is verder nog te koop of te bestellen bij Toerisme De Panne (Zeelaan 21) aan de prijs van € 24.50.