Robert Nouwen
Davidsfonds, Leuven, 2009, 245 blz.
De titel van het boek is enigszins misleidend. In de eerste honderd bladzijden behandelt de auteur vooral de figuur van keizer Augustus, hoe Octavianus Augustus werd en de politiek die hij voerde. Zijn rol en optreden in de Lage Landen komen pas echt aan bod vanaf Hoofdstuk 4. Daarop zit de lezer met ongeduld te wachten want eigenlijk is dit de beweegreden om het boek te kopen. Het is evident dat je in de geschiedenis van het algemene naar het specifieke moet vertrekken. Maar een “inleiding” van honderd bladzijden vooraleer ad rem te komen, lijkt me nogal lang.
Robert Nouwen is niet alleen heel goed vertrouwd met de geschriften van antieke historici als Cassius Dio, Caesar, Tacitus, Strabo, enz. Ook archeologische vondsten zoals monumenten, fragmenten van opschriften, enz. betrekt hij in zijn werk. Hij stelt zich ook kritisch op t.o.v. de antieke geschiedschrijvers en ontleedt hun geschriften en uitspraken met de nodige voorzichtigheid. Historiografie en propaganda lagen immers heel dicht bij elkaar. Nouwen gebruikt trouwens het woord “propaganda” in de titel van het tweede hoofdstuk.
Wat dan specifiek de Lage Landen betreft, heeft hij het vooral over de Rijngrens en de wisselende politiek van de Romeinen i.v.m. de verovering en de inlijving van Germanië. De rol bij de romanisering van onze gewesten van het Romeinse leger en administratie en van de lokale adel komt ook maar in mindere mate aan bod. Nouwen heeft het daarnaast ook over de inspanningen die de Lage Landen moesten leveren ter ondersteuning van de militaire campagnes in Germanië: belasting, voedsel, paarden en manschappen ter versterking van de Romeinse legioenen. Deze operaties over de Rijn konden trouwens alleen maar succesvol zijn als de bevoorrading over land of over zee verzekerd was, m.a.w. als Gallië gepacifieerd was en bleef. Zo gebeurde het aanleggen van heirwegen op de eerste plaats vanuit strategisch en militair oogpunt.
De aandacht van de auteur gaat dus voornamelijk naar Germanië. Achtereenvolgens belicht hij de figuren van Drusus, Varus en Germanicus die opereerden onder de keizers Augustus en Tiberius. In het begin van de regeerperiode van Augustus werd een offensieve politiek gevoerd t.o.v. de Germaanse stammen aan de overkant van de Rijn. Varus dacht dat hij Germanië tot aan de Elbe in zijn macht had en dat Germanië rijp was om een Romeinse provincie te worden. Dat was verkeerd ingeschat en Varus werd in de eerste jaren na de geboorte van Christus, toen hij terugtrok naar de Rijn, door een coalitie van Germaanse stammen onder leiding van Arminius (“Herman”) in een hinderlaag gelokt en in de pan gehakt in het Teutoburgwoud. Een drama voor Augustus en voor het prestige van Rome! Germanicus probeerde nadien om die vernedering te wreken en het prestige van Rome te herstellen. Maar al op het einde van de regeerperiode van Augustus, en zeker onder Tiberius, bleek dat de Romeinse strategie aan het veranderen was en van offensief overschakelde naar defensief. Na Augustus werd de Rijn zo goed als definitief de grens van het Romeinse Rijk en was alles er nu op gericht om de Germaanse stammen die aan de overkant leefden, buiten de Rijksgrenzen te houden. Wat de rest van het Romeins imperium betreft, stellen we ongeveer hetzelfde vast, nl. dat de rijksgrenzen nadien maar weinig meer evolueerden en dat de grote veroveringen definitief achter de rug waren. Om het imperium goed in handen te kunnen houden, mocht het niet meer groter worden.
Als we de campagnes van Caesar en Varus vergelijken, stellen we vast dat waarin Caesar is gelukt, Varus is mislukt. Caesar en nadien Augustus slaagden erin om Gallië definitief te onderwerpen en administratief te organiseren. Varus van zijn kant slaagde er niet in om van Germanië tussen Rijn en Elbe een Romeinse provincie te maken. De latere expedities van Germanicus lijken eerder op strafexpedities dan op echte veroveringen. Uit de tegenstijdige informatie van de antieke bronnen is moeilijk met zekerheid op te maken of het veranderen van strategie al door de oudere Augustus was gewild of moet worden toegeschreven aan zijn opvolger?
Wat Nouwen ook benadrukt, is de Romeinse interpretatie van de term Pax Romana. Die politiek was niet vrijblijvend, was geen aanbod aan de andere volkeren. Vrede kon er enkel komen als aan de Romeinse honger van gebiedsuitbreiding, aan het Romeins imperialisme, was voldaan. Pas nadien kon er vrede komen en kon men in Rome luid verkondigen dat een periode van peis en vree was aangebroken.