Vrouwelijke beulen in de killing fields van de Holocaust
Wendy Lower
Spectrum 2013, 397 blz.
Wendy Lower doceert geschiedenis in de U.S.A. en doet onderzoek rond de Holocaust. In deze recente publicatie onderzocht ze de rol van de Duitse vrouw in het Holocaustgebeuren.
In haar speurtocht in gerechtelijke en andere archieven, maar ook ter plaatse in de Oekraïne naar het land waar de killing fields voornamelijk naar toe verwijzen, stelde ze vast dat na mei 1945 weinig Duitse vrouwen werden veroordeeld voor misdaden tegen de mensheid. Nochtans bestond het nazi-apparaat – voornamelijk dat van de SS – voor ongeveer één tiende uit vrouwen.
De nazistaat was een mannenstaat en omzeggens geen enkele vrouw speelde een rol in de politiek of in de besluitvorming binnen de N.S.D.A.P. De nazi’s zagen de rol van de vrouw als ondersteunend. Haar ware rol moest ze spelen binnen het gezin en dan vooral bij de procreatie, het ter wereld brengen van gezonde Arische kinderen die het Herrenvolk moesten voorzien van kloeke soldaten. Deze taak werd de meisjes al van in de jeugd bijgebracht of beter gezegd ingestampt binnen de Bund Deutscher Mädel, de vrouwelijke pendant van de Hitlerjugend waarvan het lidmaatschap verplicht was.
Als vrouwen binnen het nazi apparaat werden ingeschakeld, was het voor ondersteunende taken als verpleegster, lerares of secretaresse, voor opdrachten die ze niet enkel uitvoerden in de Heimat maar ook in de veroverde gebieden in het Oosten, voornamelijk in Polen, Wit-Rusland, de Balische staten en de Oekraïne. Daar werden ze in de oorlogsmachine van het Reich ingeschakeld.
Duitsland had na de Eerste Wereldoorlog haar koloniën verloren. Hitler wilde meer Lebensraum voor het Duitse volk en die vond hij in het Oosten, voornamelijk in de veroverde delen van de voormalige U.S.S.R. die eerst moesten worden gezuiverd van Joden en waar Untermenschen, nl. de oorspronkelijke Slavische bevolking, knecht zouden zijn in dienst van de Germaanse meesters.
De verpleegsters van het Deutsche Rote Kreuz maakten formeel deel uit van het militair apparaat en kregen een militaire status toegewezen. Aan het Oostelijk front bestond hun taak in verpleging van gewonde soldaten. Daarnaast werden ze – nu niet alleen meer in het Oosten maar ook in de Heimat – actief of passief ingezet bij het elimineren van gehandicapten of ongeneeslijke zieken. De auteur vermoedt dat ze aan het Oostfront ook zwaar verwonde of gemutileerde soldaten lieten inslapen.
De leraressen die naar het Oosten trokken, kregen als taak de kinderen van nieuwe kolonisten of van Volksdeutsche – Duitsers die zich al generaties lang in Polen, aan de Wolga of in de Balische staten hadden gevestigd - of van militair personeel te onderwijzen. Ook zij werden ingeschakeld in het nazi vernietigingsapparaat en werden verondersteld aan de overheid te melden welke kinderen een mentale achterstand, een handicap of niet Arische trekken vertoonden.
Een derde categorie bestond uit meisjes die als secretaresse van een SS-officier naar het Oosten werden gestuurd. Zij werkten administratief mee aan de Holocaust en aan het massaal uitmoorden van Joden. Soms werden ze minnares van een SS-er of van hun baas. Bij deze categorie rekent Wendy Lower natuurlijk ook de echtgenoten van deze officieren. Meer dan één van die minnaressen of echtgenoten moesten niet onderdoen in wreedheid en harteloosheid voor hun baas of echtgenoot en namen zelfs actief deel aan de Entlösung. Er zijn gevallen bekend van dergelijke dames die een Joods kind van op het balkon naar beneden gooiden, of een Joodse peuter met zijn hoof tegen de muur dood sloegen, die met een zweep of met een pistool in de getto’s rondliepen of vanuit hun woning op tewerkgestelde Joden schoten.
Toen de oorlogskansen keerden, keerden ook al die dames terug naar de Heimat en verdwenen in de anonimiteit en de Nacht und Nebel van de Untergang.
Het was opvallend dat In Nürenberg alleen mannen terecht stonden. Dat was normaal omdat ze dominant in het naziapparaat aanwezig waren geweest.
Maar stilaan groeide het besef dat ook onder de Duitse vrouwen oorlogsmisdadigers rondliepen. Die identificeren en bij de kraag pakken, verliep niet van een leien dakje omdat de personen die konden getuigen van hun misdaden meestal zelf waren omgekomen. Het was dan ook niet gemakkelijk om die vrouwen in archieven terug te vinden. Heel wat waren ondertussen getrouwd en hadden de naam van hun man aangenomen. Het is pas jaren later dat de eerste vrouwelijke criminelen voor het gerecht kwamen en heel weinig werden veroordeeld omdat harde bewijzen ontbraken.
Wat daarbij ook meespeelde was het feit dat – vooral de verpleegsters en de secretaressen – hun paraplu open deden en zich verscholen achter de opdracht of het Befehl dat ze hadden gekregen.
Veel moeilijker was het nog om de echtgenoten van SS-officieren op het beklagenbankje te krijgen, laat staan om hun aandeel of medeplichtigheid te bewijzen want zij hadden nooit een officiële status gehad. Hier konden enkel getuigen worden ingeroepen die meestal over onvoldoende bewijsmateriaal beschikten zodat het tijdens het proces woord tegen woord was.
Wat ook meegespeeld heeft tijdens die processen in de Bondsrepubliek is de slachtofferrol waarin de Duitse vrouwen zich wentelden door te verwijzen naar de laatste oorlogsmaanden waarin ze massaal verkracht waren door soldaten van het Rode Leger. Na de capitulatie had de Duitse vrouw bovendien haar steentje bijgedragen tot de wederopbouw van het land zodat een aureool van lijden en opoffering rond haar hing die de mannelijke rechters eerder aanzette tot clementie of tot vrijspraak.
In Oostenrijk ging het niet anders. Het Oostenrijks gerecht had bovendien de neiging om eigen ingezetenen in bescherming te nemen en nam het niet zo nauw met getuigenissen uit Joodse hoek.
In de Oostzone en later in de DDR kwamen die vrouwen – tenminste als ze konden worden geïdentificeerd – er minder goed van af. Een dergelijke SS-echtgenote kreeg levenslang tijdens een proces dat nog in de jaren zestig werd gevoerd. Na de Wende werd het vonnis niet herzien en de vrouw werd pas enkele jaren na de hereniging vroegtijdig vrijgelaten.
Heel interessant thema dat de auteur via casussen heeft uitgewerkt. In de eerste hoofdstukken beschrijft ze de wreedheden van die dames en in het voorlaatste hoofdstuk laat ze zien wat er van hen later is geworden. De algemene teneur is dat de meeste onder hen de dans hebben ontsprongen en geen verantwoording voor hun daden hebben moeten afleggen, laat staan ervoor opdraaien en boeten.
Gerechtigheid is dus niet gebeurd. Maar we weten dat ook in het geval van de mannelijke oorlogsmisdadigers enkel de heel grote garnalen werden opgepakt en gestraft. Veel mindere garnalen zijn ontsnapt of werden langs beide kanten van het IJzeren Gordijn ingezet in het kader van de Koude Oorlog. Velen werden gerecupereerd door de Stasi, de Bundeswehr, de Nasa of de Russische en Amerikaanse geheime diensten.
Het werk is vlot geschreven en even vlot uit het Engels vertaald.
Voor wie het werk wil gebruiken voor verder onderzoek, zijn er de talrijke eindnoten met verwijzingen, bronnenvermelding, bibliografische gegevens en als slot een register van personen, plaatsnamen en termen.