Lode Wils
Onverfranst, onverduist?
Flamenpolitik, Activisme, Frontbeweging
Kalmthout, Pelckmans, 2014
In 1974 publiceerde Lode Wils Flamenpolitik en aktivisme. Vlaanderen tegenover België in de Eerste Wereldoorlog. Veertig jaar later bezorgt hij ons een remake. Zijn visie is niet fundamenteel veranderd, wel hier en daar genuanceerder door het vooruitschrijdend inzicht en als gevolg van publicaties die nadien zijn verschenen. Wel is het zo dat de auteur nu expliciet een derde element aan zijn studie heeft toegevoegd, nl. de Frontbeweging.
De oorzaak van het Activisme legt Wils bij het stokken na 1900 van de taalwetgeving en het niet inwilligen van een aantal rechtmatige Vlaamse verzuchtingen. Waar voordien de Katholieke Partij, die Vlaams voelender was dan de Liberale, erin was geslaagd om een aantal Vlaamse eisen door het parlement te loodsen, was dit niet meer zo evident na de wijziging van het kiesstelsel als gevolg van de invoering van het algemeen meervoudig mannenstemrecht en de evenredige vertegenwoordiging en de opkomst van de socialistische partij. Om een meerderheid te krijgen was nu de steun nodig van de antiklerikalen, die minder Vlaams georiënteerd waren, en van Waalse verkozenen. Daarnaast was er ook de aanstelling als aartsbisschop van de rabiate Vlaminghater Désiré-Joseph Mercier.
Al vóór de Duitse inval van augustus 1914 leefde in flamingantische middens de denkpiste van bestuurlijke scheiding. Ook vond men in die middens adepten van de alldeutsche en völkische denkbeelden die verwezen naar de natuurlijke en historische verbondenheid tussen verwante Germaanse volkeren.
Eveneens vóór de inval droomde de Duitse generale staf van een sterke aanwezigheid aan de Noordzeekust, als tegenpool voor de Engelse invloed en macht op het vastenland.
Geen wonder dat beide belangen elkaar vonden nadat België in oktober 1914 zo goed als platgewalst was door de Duitse overmacht. Vraag is wel wie eerste was om toenadering te zoeken. Was het de bezetter of waren het de tekort gedane Vlaamsgezinden? Wils is daar heel duidelijk over: met uitzondering van de Gentse Jonge-Vlaamse kern van Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nijegaard die sterk op Duitsland en het Germanendom gericht was, waren het eerst de Duitsers die inspeelden op de Vlaamse zucht naar gelijkberechtiging binnen het Belgisch staatsverband. Dat ondertussen de historisch neutrale Belgische staat bondgenoot van Frankrijk was geworden, was voor de Vlaamse beweging een aanwijzing dat de Franstalige druk en invloed in de toekomst nog zou vergroten. Een uitspraak van de verfranste Vlaming Maeterlinck die namens de regering op propagandareis in Italië was, zette kwaad bloed in Vlaamse kringen: “[la civilisation latine est], la seule où la plupart des hommes veuillent et puissent vivre”.
Ook het Duits legercommando wilde in de toekomst een verder bondgenootschap tussen België en Frankrijk uitsluiten. Door het voeren van een zgn. Flamenpolitik gericht op het inwilligen van binnen de Belgische constellatie niet gerealiseerde Vlaamse verzuchtingen, hoopten de Duitse politieke en militaire overheid de Vlamingen aan hun kant te krijgen. Vlaams zelfbestuur of zelfs Vlaamse onafhankelijkheid leken het ideaal middel om tenminste het Vlaams gedeelte van het land permanent onder Duitse invloed te houden.
Duitsland promootte zo het Activisme, dit is de strekking binnen de Vlaamse beweging die met Duitse hulp en steun de Vlaamse eisen wilde doordrukken. Met financiële steun van de bezetter werd een collaborerende pers in het leven geroepen. De Duitse gouverneur-generaal von Bissing liet in 1917 de Gentse universiteit heropenen en terzelfdertijd vernederlansen. Er kwam bestuurlijke scheiding tussen Vlaanderen en Wallonië. Hoewel een deel van de ondertussen opgerichte Raad van Vlaanderen nog verder wilde gaan en de volledige onafhankelijkheid uitroepen, is de Duitse overheid niet zover willen meestappen omdat ze niet vóór een mogelijke vredesconferentie al haar kaarten uit handen wilde geven. Tijdens zo’n vredesconferentie kon ze immers België als pasmunt gebruiken en zo mogelijk het land verder binnen de Duitse invloedssfeer houden.
Waar de Belgische regering in Le Havre kort op de bal had moeten spelen en de wind uit de Duitse zeilen nemen, kwam er maar weinig initiatief en werd zeker niet adequaat gereageerd. Tot een belofte aan de Vlamingen dat hun verzuchtingen na de oorlog zouden worden ingewilligd, is het nooit gekomen. In Le Havre zaten immers ministers maar was er geen echte regeringsploeg. Het was een regering van nationale eenheid in ballingschap die zwak en verdeeld was, zowel ideologisch (katholieken en antiklerikalen) als i.v.m. de Vlaamse eisen. Haar eerste zorg was de bevrijding van het land en de voornaamste aandacht ging dan ook naar het leger en naar de militaire operaties waarvoor een eigengereide koning de hoofdverantwoordelijkheid droeg en die liever geen politieke pottenkijkers in de omgeving had.
De man deed zich sympathiek voor, zegt Wils, toonde tijdens audiënties begrip voor de Vlaamse verzuchtingen maar dit was schijn. Eigenlijk was de man antiklerikaal en Fransdol en stond hij achter de Franstalige minderheid in Vlaanderen en beoogde hij de versterking van de Franstaligheid in Vlaanderen. Het was pas toen de Vlaamse piotten voeling kregen met het activisme en zich begonnen te roeren tegen de houding en het optreden van de Vlaams onkundige Franstalige officieren, dat koning Albert overging tot enige vage uitspraken en enkele minimale toegevingen i.v.m. het naleven van de taalwetgeving in zijn leger. Maar tot afzonderlijke Vlaamse en Franstalige regimenten met eigen officieren zou het niet komen.
Het staat vast dat de Duitsers op de eerste plaats aan zich zelf hebben gedacht, dat hun opeisingen en deportaties contraproductief hebben gewerkt en zo de overgrote meerderheid van de Vlamingen tegen hen hebben opgezet. Het staat evenzeer vast dat de activisten de verkeerde kaart hebben getrokken. Schuld treft ook en vooral de Belgische regering in ballingschap en het staatshoofd door hun halsstarrige weigering om enigszins tegemoet te komen aan de rechtmatige klachten en verzuchtingen van de Vlaamse soldaten.
Omdat ze op meer en meer verzet stootten bij de bevolking en er niet in slaagden om hun programma volledig door te drukken, gingen in de laatste oorlogsmaanden de Raad van Vlaanderen en radicale activisten steeds driester te werk en lieten zelfs enkele tegenstanders door de bezetter deporteren. Ondanks het feit dat ze na de bevrijding in het zand moesten bijten, dat ze in de gevangenis terechtkwamen en berecht werden, dat een niet onaanzienlijk deel onder hen naar Nederland of Duitsland was gevlucht, zouden de activisten er in de loop van de jaren 1920 in slagen om de Frontbeweging naar hun hand te zetten. Dat een deel van de Vlaamse beweging nadien de totalitaire weg zou opgaan en na 1940 weer zou kiezen voor collaboratie, stond dus al na 11 november 1918 in de sterren geschreven.
Na de bevrijding werden alle verworvenheden die door de bezetter waren bekomen, radicaal teruggeschroefd en afgeschaft. Het zou nog tot 1930 duren vooraleer de Gentse universiteit nu definitief werd vervlaamst, eentaligheid van Vlaanderen kwam er pas twee jaar later en voor een prille vorm van federalisme zou het wachten zijn tot in het begin van de jaren 1970, meer dan vijftig jaar nadat de activisten de bestuurlijke scheiding hadden gerealiseerd. Zou zonder het Activisme de realisatie van dit alles nog niet langer hebben geduurd?
Lode Wils vergoelijkt noch het activisme noch de houding van de Belgische regering en de koning. Hij wikt en weegt want de waarheid bevindt zich ergens in het midden. Wils houdt zich al een halve eeuw en meer met deze problematiek bezig. Als hij de ware toedraagt niet vindt (bestaat er trouwens wel volledige historische waarheid?), wie dan wel?
In haar werk trekt Sophie De Schaepdrijver meer de Belgische unitaire kaart. Opvallend is dat Lode Wils haar niet vermeldt in zijn bibliografie.
We willen tot slot ook Het Aktivistisch Avontuur van Daniël Vanacker vermelden dat verscheen in 1991. Dit standaardwerk heeft zeker zijn verdienste maar het nadeel ervan is dat de aandacht van de auteur vooral gaat naar het activisme in Gent en naar de ontwikkelingen binnen de Gentse universiteit. De kijk van Lode Wils is ruimer, hij biedt een brede synthese die bovendien de link legt naar de frontbeweging die zich parallel met het Activisme heeft ontwikkeld en identieke doelstellingen nastreefde.