Heinrich Wandt
Het Frontparadijs
Oorlogsrelaas van een Duitse soldaat in bezet Gent
Hannibal, 2014
285 blz.
Het Frontparadijs maakt deel uit van de talrijke publicaties in het kader van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Het geschrift is niet nieuw want de oorspronkelijke Duitse versie werd al in de jaren twintig gepubliceerd. De auteur werd toen ook meermaals vervolgd voor eerroof. Die processen werden ingespannen door de voormalige Duitse, vooral Pruisische officieren die de auteur zonder scrupules aan de schandpaal had genageld in zijn boek.
Wandt was niet om het even wie. Ideologisch was hij socialist, sociaaldemocraat om precies te zijn, en vandaar antimilitarist en pacifist. Toen hij vlak vóór de oorlog opgeroepen werd voor de militaire dienst, deserteerde hij maar meldde zich na enkele tijd terug aan. Hij verhuisde naar een Duitse vestinggevangenis die hij na enkele maanden al inwisselde voor het front in het Ieperse. Om gezondheidsredenen werd hij naar Gent overgeplaatst dat naast Tielt functioneerde als centrum van het zo geheten etappegebied, het hinterland van de operatiezone aan de IJzer en de kust.
Voor de oorlog had hij heel wat gereisd en verbleef hij een tijdje in Parijs waar hij in de socialistische milieus rond Jaurès werd opgemerkt. Eén van zijn grootste ontgoochelingen was de onmacht van de Franse en Duitse socialisten om door gezamenlijke actie de oorlog te vermijden. Die mislukking was voor hem een stimulans om het ware gelaat van het Pruisisch militarisme te laten zien en aan te klagen.
De portretten van militairen die hij schildert zijn deze van Pruisische officieren en onderofficieren die via intrige of hoge bescherming erin slaagden om een rustig en kommerloos postje te bemachtigen in Gent, ver van de loopgraven van het IJzerfront. In het oog van de legerleiding gingen officieren bij problemen altijd vrijuit, omwille van de “officierseer”. Officieren konden “in principe” niets verkeerds doe, dit tegenstelling tot onderofficieren en gewone soldaten.
Wandt legt de vinger op de wonde. Ondanks hun “eer” waren die officieren gewone bandieten die de bevolking intimideerden en bestalen. In plaats van de “buit” te gebruiken voor militaire doeleinden en voor de soldaten aan het front, werden tonnen voedingswaren, stof, zeep, enz. privé verhandeld of naar de familie in Duitsland verstuurd. Van militaire transporten via het spoor werd dankbaar gebruik gemaakt om de opgeëiste goederen naar Duitsland te zenden. Ordonnansen speelden koerier tussen de officieren en hun woonplaats in Duitsland. Officieren bevoorraadden elkaar en hielden de hand over elkaars hoofd.
In de “Heimat” verhandelde vrouwlief de goederen die Herr Offizier haar liet bezorgen. Op die manier hebben heel wat officieren zich tijdens de oorlog schandalig verrijkt en hebben ze na de wapenstilstand een luxeleven kunnen leiden en hun kleinburgerlijk leventje verder zetten.
Terwijl moeder de vrouw thuis zaken deed, liet de gemobiliseerde echtgenoot het ondertussen niet aan zijn hart komen in de garnizoensstad Gent waar hij snoepte van de geneugten van het leven: gastronomische diners, drank en vrouwen in overvloed. Allemaal op kosten van de gewone Gentenaar en op de rug van de frontsoldaten die ontbering leden en rondliepen in vodden want de stof opgeëist bij de weverijen en die moest dienen voor het vervaardigen van uniformen, verdween naar de “Heimat” en werd daar verknipt voor kleren van mevrouw.
Het intens en schaamteloos seksleven van de officieren zet Wandt uitgebreid in de verf. Niet alleen de lusten, maar ook de lasten. Zo werd in Gent een centrum geopend waar prostituees en militairen werden geïnterneerd om de verspreiding van seksueel overdraagbare ziekten in te perken. Prostituees moesten er zich regelmatige aanbieden voor onderzoek door een militaire geneesheer.
Ook de werking van het krijgsgerecht klaagt Wandt aan en vooral de lichtzinnigheid en de gevoelloosheid waarmee doodsvonnissen van gewone burgers werden getekend en met de kogel uitgevoerd. Het kleinste voorval kon leiden tot de terdoodveroordeling van een Belg wegens “verspieding”. Ook de verplichte tewerkstelling van werkloze arbeiders die aan het front als slaven voor militaire doeleinden werden ingezet, stelt Wandt aan de kaak.
Zijn boek is een waardevolle aanvulling van het oorlogsdagboek van Virginie Loveling die de oorlogstoestand in Gent beschreef vanuit de invalshoek van de gewone Gentenaar. Wandt laat zien welke gewetenloze kerels er onder het officiersuniform staken. De informatie die Wandt ons bezorgt, bewijst dat de getuigenis van de vele dagboekschrijvers niet overdreven is wanneer ze het hadden over de Duitse arrogantie en de hemeltergende opeisingen waarvan de eigen bevolking voortdurend het slachtoffer was. Wandt bevestigt flagrant die getuigenissen en vertelt wat er nadien met die massale opeisingen gebeurd is. Stafofficieren waren nochtans op de hoogte, zijn van uit hoogte of van aan de zijlijn blijven toekijken, hebben laten gebeuren of hebben zelf meegewerkt.