Davidsfonds, Leuven, 2012, 329 blz.
Sinds het laat-Romeinse Rijk is de taalgrens eigenlijk niet zoveel meer verschoven en volgt ze grosso modo het tracé van de heirweg die liep van Boulogne naar Keulen. De rück-romanisering won het pleit in Zuid-Vlaanderen (Artesië en Frans-Vlaanderen) dat om politieke en sociale redenen werd verfranst na de Anschluss bij Frankrijk. In Brussel speelden dezelfde motieven mee: het centraal bestuur was verfranst sinds de tijd van de Bourgondiërs en bleef het verder onder de Spanjaarden, de Oostenrijkers, de Franse republiek en het Frans keizerrijk. Ook hier speelde het sociaal aspect mee: Frans spreken, in navolging van de hogere klasse, stond niet alleen chic maar was tevens een middel om een trapje hoger op te klimmen op de sociale lader. Brigitte Raskin stelt duidelijk dat de taalgrens niet alleen geografisch is maar ook sociaal[1]. Continue reading