Met deze reeks bijdragen wil ik een beeld ophangen van het leven te Oostende in de vijftiger jaren, zoals een jongen (° 1947) tussen 3 en 12 jaar het heeft meegemaakt en ervaren.
Oudere Oostendenaars zullen dit beeld misschien niet volledig herkennen. Geen wonder: de kijk van een kind is anders en beperkter. Het ziet vooral wat interessant is voor zijn leeftijd en bekijkt de wereld meestal ook door de bril van zijn ouders. Zijn blik is bovendien ook beperkt: hij kan enkel zien wat zijn ouders en hem toelaten te zien … Over milieus of plaatsen waar mijn ouders nooit kwamen, kan ik dus niets zeggen.
De jaren vijftig vallen voor mij samen met de kleuter- en lagere schooltijd. In 1950 werd ik drie jaar en was het stilaan tijd voor de kleuterschool. In september 1959 werd ik twaalf en moest ik de stap zetten naar het middelbaar. Voor Oostende begonnen de golden sixties, de periode van het burgermeesterschap van Jan Piers.
De kleine wereld die ik hier probeer terug in leven te roepen, is ruimtelijk en affectief gedetermineerd. Wij woonden eerst op de H. Hartwijk en verhuisden in 1953 naar St.-Jan. Vanaf dan bekeek ik Oostende vanuit die wijk. Ik kan ook geen abstractie maken van persoonlijke of familiale herinneringen die de tijd ondertussen zoet heeft gemaakt. Wel heb ik steeds gepoogd om de realiteit van toen zo objectief mogelijk te benaderen, evenwel met de beperkingen hierboven aangehaald. Ook heb ik nooit een dagboek bijgehouden. Mijn relaas kan dus enkel putten uit de herinneringen die mij na al die tijd zijn bijgebleven.
Herinneringen roepen ook andere op: meer dan eens kwam het voor dat ik tijdens het schrijven plots stootte op een feit, een indruk of een sfeer die nog sluimerden in mijn onderbewustzijn. Marcel Proust moet iets gelijkaardigs hebben ervaren wanneer hij zijn madeleinekoekje drenkte in een kopje thee. Mijn aandacht ging niet in de eerste plaats naar het stadsbeeld dat in die jaren nogal ingrijpend veranderde en door elkaar werd geschud. Het was immers de tijd van de wederopbouw en van het opkomend volkse toerisme. Veel belangrijker vond ik te vertellen hoe de Oostendenaars leefden, welke hun gewoonten waren, hoe zij hun tijd doorbrachten. Uiteraard val ik hier vooral terug op mijn familie en mezelf, zodat het Oostends leven in de vijftiger jaren op vele plaatsen inderdaad te herleiden is tot het Leven van een Oostendse jongen en zijn familie in de vijftiger jaren. Laat het in dit geval een exemplarisch sfeerbeeld zijn van lang vervlogen dagen zonder enige wetenschappelijke pretentie of voorafgaand bronnenonderzoek.
John Aspeslagh
Om alle 41 afleveringen te lezen, klik hieronder op de website van Stad aan Zee: