Spionagekoorts in Oostende

Bijdrage verschenen in Biekorf
jaargang 2019, maart, p. 120-22

Waren er onder de Uhlanen handelsreizigers of kooplui die kort vóór de oorlog nog onze gewesten hadden bezocht, vraagt Lucien Van Acker zich af[1].

Al wie den toestand van ons land kent van vóór den oorlog, weet dat het krioelde van Duitschers, waarvan de eenen reserveofficieren waren en de anderen spioenen, schrijven Elleboudt en Lefèvre[2]. In hun oorlogsdagboek en in de lokale pers vonden we enkele gevallen van echte of vermeende spionage in het Oostendse tijdens de maanden augustus en september 1914.

In de eerste dagen van augustus liet minister van Oorlog De Broqueville een bericht aanplakken waarin werd gemeld dat op spionage de doodstraf stond, zonder mogelijkheid op beroep binnen de 24 uren uit te voeren. Dit bericht werkte vanzelfsprekend de “spionitis” in de hand.

Enkele Duitsers die na de oorlogsverklaring op het punt stonden om met een huurauto naar het neutrale Nederland te vertrekken, werden, op de verdenking “spioenen” te zijn, tegengehouden.

Elleboudt en Lefèvre vermelden het geval van een zonderlinge soldaat van het 3de Linieregiment die in uniform een kapperssalon binnenkwam om zich te laten “rasieren und haarsneiden“. Een klant verwittigde de Burgerwacht die de kerel inrekende. Hij gaf zich uit voor een Deen die als vrijwilliger dienst had genomen in het Belgische leger. Maar was hij wel een spion? De overheid hechtte er meer belang aan hem in verzekerde bewaring te stellen en later zal het wel gebleken zijn, dat ze volkomen gelijk had, besluiten de twee auteurs.

In Hotel Continental werd een hotelgast die probeerde een radio te installeren in zijn kamer, door brigadier Goovaert aangehouden. Het betrof de Duitse officier Eberhard of Erhard die naast een aanzienlijke som geld ook een alfabet in cijferschrift bij zich had. Deze man was een echte spion die enkele weken later, in de maand september, in Zwijndrecht werd terechtgesteld. De spullen die hij achterliet werden door een deurwaarder per opbod verkocht op de markt in Oostende.

De Gendarmerie arresteerde een Duitser die onlangs nog in Stene paarden was komen opkopen.

Een andere “Duitser” liet in zijn hotel in de Kerkstraat (of Sint-Paulusstraat?) een valies staan met zeven “springtuigen” erin. Hier was duidelijk sprake van een misverstand. De man bleek een handelsreiziger uit Verviers te zijn en zijn “springtuigen” waren brouwerijmateriaal. Hij werd, na verontschuldigingen, opnieuw vrijgelaten.

Duitsers die al jaren in Oostende woonden, vroegen politiebescherming omdat de bevolking hen van spionage verdacht.

Lees verder in Biekorf 2019.


[1] Biekorf 118 (2018), p. 506.

[2] A. ELLEBOUDT en G. LEFEVRE, 1914-1918 Oostende onder de Duitsche bezetting (Oostende, s.d), p. 9-13.