Het seizoen 1914 in Oostende: de ‘beau monde’ ontvlucht de stad

Oostende vóór de bezetting door de Duitsers
Tien weken om niet te vergeten

Begin augustus – half oktober 1914

 

Eind juli is het aan de kust business as usual: prachtig weer, het seizoen draait op volle toeren en casino en schouwburg maken hun programmatie voor de komende winter bekend. Alleen maar goed nieuws in de mondaine badstad!

Een eerste donkere wolk verscheen in Le Carillon van 30 juni en 1 juli. We vinden er het verhaal van de moord op de Oostenrijkse aartshertogen die de anarchist Gavrilo Princip twee dagen eerder had gepleegd in Sarajevo. In Le Littoral, L’Echo en La Saison d’Ostende[1] gaat deze gebeurtenis ongemerkt voorbij.

In haar editie van 28 juli maakt La Saison d’Ostende, een plaatselijk blad dat alleen in het seizoen verschijnt en zich richt tot de badgasten, voor het eerst gewag van een gedeeltelijke mobilisatie van het Belgisch leger.

Er is nog hoop want twee dagen later arriveert nog een grote groep vakantiegangers met de internationale trein uit Wenen. Zouden die Oostenrijkers naar België komen als de oorlog elk ogenblik kan uitbreken? Overdrijft België niet door ineens drie militieklassen terug onder de wapens te roepen en de stations door militairen te laten bewaken? Vier dagen voor de oorlogsverklaring, vraagt Le Carillon van 31 juli zich nog af of de vakantiegangers niet worden afgeschrikt:

En bons commerçants, nous devons, tout au contraire, profiter de l’hésitation de l’un et de l’autre, pour garder les indécis, ramener les craintifs et attirer ceux qui cherchent un abri. […] C’est ainsi que nos deux stations, Ostende-Quai et Ostende-Ville étaient gardées par des pelotons de soldats en tenue de route. Pourquoi? Est-ce donc pour montrer aux étrangers qui arrivent ou qui partent, l’affolement insensé qui règne en Belgique? […] Car hier, pour avoir des nouvelles de ce qu’on dit et de ce qu’on voit en Allemagne, en Russie et en Autriche-Hongrie, nous nous sommes rendus à l’arrivée du Vienne-Express et du Nord-Express. Nous avons interrogé des membres du personnel attachés à ces grands trains internationaux et nous avons appris que de St. Petersbourg, de Berlin, de Budapest et de Vienne, les trains de luxe vers Ostende et vers la France partent très régulièrement à l’heure indiquée; il ne règne aucune effervescence dans les gares des trois pays […] Tout y est calme, tout y respire la tranquillité. […] Hier matin, le Vienne-Express a amené à Ostende une trentaine d’Autrichiens […]. En débarquant ici, et en voyant la station gardée militairement, ils se sont demandés (sic) si la guerre civile régnait en Belgique? […] Ces parades inutiles et exagérées constituent un excellent moyen pour chasser les étrangers de chez nous. Est-ce là ce que veut le gouvernement. Qu’il le dise! […] Ce que l’on raconte est vraiment insensé. Et notez que ce n’est pas seulement dans quelques journaux que nous lisons qu’Ostende et les plages du littoral belge se vident, mais certains Ostendais ne ratent pas l’occasion de surenchérir et de provoquer un véritable affolement par les commentaires idiots dont ils entourent les moindres faits. Hier encore, des gens bien informés prétendaient que les courses de chevaux allaient être supprimées, que le Palace Hotel, le Kursaal d’Ostende et celui de Blankenberghe, ainsi que la plupart des établissements publics allaient être fermés. Qu’on cesse donc de colporter aussi inconsidérément ces nouvelles sensationnelles inventées de toutes pièces par des cerveaux malades”.

Daaruit blijkt dat de overheid waakzaam is en rekent op de grote mogendheden om de Belgische neutraliteit te respecteren. “La mobilisation, ce n’est pas encore la guerre!”, titelt op zijn beurt Le Littoral.

Het nieuws van de algemene mobilisatie bereikt de stad in de nacht van zaterdag 1 op zondag 2 augustus. Rijkswacht en politie worden ingezet om de oproepingsbrieven aan huis te brengen. Op het Wapenplein gaan ze van café tot café het slecht nieuws meedelen. De gesprekken verstommen, de tooghangers haasten zich naar huis en de cafés sluiten vroeger dan gewoonlijk. In de randgemeenten luiden de noodklokken.

Op zondagmiddag drie uur zitten de internationale treinen[2] al stampvol met vakantiegangers die hals over kop naar huis willen terugkeren.

De eerste dagen van augustus staat de helft van de hotelkamers leeg. Het zijn niet alleen de klanten die vertrekken, ook het mannelijk personeel laat het afweten en haast zich naar de mobilisatiecentra. Dit leidt tot vreemde situaties. In het Saint-Jameshotel[3] vertrekt een Duitse kelner naar zijn regiment in Frankfurt terwijl de Franse keukenchef de trein neemt naar Condé. “Het waren net twee broers, schrijft Le Littoral. [Bij hun vertrek] konden ze hun tranen niet bedwingen“.

De toestand verslechtert met het uur. Frans geld wordt niet meer omgewisseld en onder druk van Franse verlofgangers neemt de kursaaldirectie een bericht in het Duits weg dat geafficheerd was in de leeszaal.

De internationale treinen geraken niet meer voorbij Welkenraedt en de Oostenrijkers laten rijtuigen van de Wagons Lits niet terug naar Oostende komen. In het Zeestation[4] verdringen de reizigers zich. Ze hopen een plaatsje te bemachtigen op één van de maalboten die alleen nog Folkestone aandoen. Op zee worden ze gecontroleerd door Engelse torpedoboten. Het Zeewezen zet alleen nog mailboten met radwiel in. Zo wil het voorkomen dat de Duitse marine ze met oorlogsschepen verwart.

Onder de toeristen doen geruchten de ronde dat bepaalde etablissementen op het punt staan te  sluiten. Het Palace Hotel en het Kursaal spreken dit met klem tegen en laten weten dat ze zeker open blijven tot half september. Er zijn nog toeristen die zich niet laten afschrikken, zoals die negentig Britten die men zaterdagavond 1 augustus aantreft aan de speeltafels van het Kursaal. Voor hen duurt het seizoen toch even verder.

Op maandag 3 augustus geraakt bekend dat Frankrijk en Duitsland de algemene mobilisatie hebben afgekondigd. In Brussel weigert de regering de doorgang aan het Duitse leger. Hierop verklaart Duitsland de oorlog aan België. Door het spel van de allianties, geraken Frankrijk en Groot-Brittannië bij het conflict betrokken. ‘s Avonds wordt in het Kursaal het concert besloten met een denderende Brabançonne terwijl de aanwezigen luidkeels “Vive le roi, vive la Belgique” roepen. Op de zeedijk houden de wandelaars de horizont in het oog. Ze wachten tevergeefs op de komst van de Britse oorlogsbodems die … pas op 27 augustus vierduizend militairen aan land zullen brengen.

De volgende ochtend 4 augustus valt Duitsland België binnen. Ondertussen is het brief-, telefoon- en telegraafverkeer met Duitsland verbroken. Een telegram versturen naar een adres in Antwerpen, Luik of Limburg lukt evenmin. In Oostende valt de telefooncentrale uit. Dit werkt het verspreiden van valse geruchten in de hand.Voor nieuws is men uitsluitend aangewezen op de Brusselse kranten die tot het laatste exemplaar verkocht worden. Krantenventers mogen enkel nog de naam van de krant roepen.

Britten die er gisteren niet in slaagden om aan boord van de maalboot te gaan, schepen vandaag massaal in: 1600 passagiers op de ene en 1500 op de tweede maalboot. In de namiddag krijgt de passagiersboot verbod om uit te varen en de reizigers worden weer aan wal gezet en hun bagage uitgeladen. De boot mag uiteindelijk vertrekken omdat een hoge ambtenaar dringend naar Londen moet om er een brief van Albert I te overhandigen aan de Engelse koning. De overtocht gebeurt onder bescherming van Engelse en Franse schepen.

Overal in de straten hangt de Belgische driekleur en ‘s avonds komt een massa volk samen aan de kiosk op het Wapenplein waar het Belgisch, Frans en Engels volkslied worden uitgevoerd. Rond 22 uur heft de opgewonden menigte spontaan de Brabançonne aan bij het standbeeld van Leopold I. Van het “Paard” gaat de optocht naar het Frans consulaat aan de E. Beernaertstraat. Daudé, de Franse consul, krijgt applaus als hij de Oostendenaars verzekert van de volledige steun van de Franse Republiek. Onder het zingen van de Vlaamse Leeuw zet de menigte zijn weg verder naar de woning van de Engelse consul Golder in de Wellingtonstraat waar het scenario zich herhaalt. Beide volksliederen worden luidkeels meegezongen terwijl een grote Britse vlag wordt ontplooid. Wat verder, aan het Duits consulaat in de Warschaustraat, gaat het er natuurlijk anders aan toe. Met schreeuwen en roepen geven de betogers uiting aan hun woede voor de laffe inval.

De Duitse consul Wehnel voelt zich niet langer op zijn gemak en de ochtend van 5 augustus gaat hij aan burgemeester Auguste Liebaert[5] vragen wat hem te doen staat. Hij zou toen tegen Liebaert hebben gezegd dat zijn “keizer wel moet zot geworden zijn na wat hij heeft aangericht“. De burgemeester geeft hem geen enkel advies waarop de consul een appelflauwte krijgt en nadien met de auto naar het neutrale Nederland vertrekt. Een opgewonden menigte slaat in de Kaaistraat de ruiten van de bakkerij Bisschof in.Drie handelaars met Duitse roots worden door de menigte gemolesteerd en de Burgerwacht moet ze komen ontzetten.

Onder Oostendenaars en toeristen ontstaat een band van solidariteit en gedeeld leed. Le Carillon van 6 augustus schrijft: On ne se conaît pas, on ne s’est jamais salué, on ne s’est même jamais vu, mais qu’importe, on s’accueille l’un l’autre, on s’aborde, on lie conversation comme si on avait été sur les bancs de l’école ensemble”.

Ondertussen wordt het half augustus. Nog altijd fantastisch zomerweer, schrijft La Saison d’Ostende en de krant ontkent formeel dat Oostende aan het leeglopen is. Maar de realiteit is anders. De hoteliers zien hun inkomsten smelten als sneeuw onder de zon en doen hun beklag bij de redactie van L’Echo en bij het stadsbestuur. Burgemeester Liebaert laat in de Belgische, Franse en Britse kranten een bericht verschijnen waarin hij een verblijf in Oostende promoot. Alles is hier rustig, de verbindingen met Engeland en Frankrijk zijn helemaal normaal, het weer is super en er zijn nog veel badgasten, de cafés, hotels en pensions blijven open en hebben zelfs hun prijzen verlaagd, voegt Liebaert eraan toe. Deze idyllische voorstelling klopt in elk geval niet met wat we lezen in het oorlogsdagboek van Alphonse Elleboudt en Gustaaf Lefèvre[6]:

“[…]Ondanks die verzekering en dien oproep, was het seizoen wel degelijk dood en begraven. Er heerschte nog alleen een groote opgewondenheid en een koortsige bedrijvigheid, voor alles wat met den oorlog in verband stond”.

“De schoone vrouwen van Oostende hadden in panische vlucht hunne zijden kleederen en hunne kostbaarheden ordeloos en haastig in de koffers geworpen en waren gevlucht, gelijk voor een onweder. Het seizoen, nauwelijks in glans en pracht geboren, was dood. Gelijk opgeschrikte vogelen waren de badgasten heengevlogen”[7].

Via de lokale krant La Saison d’Ostende krijgen we een idee van het aantal zomergasten dat tussen 1 en 12 augustus de stad verliet. In elke editie publiceert de krant een alfabetische “liste officielle des étrangers” met vermelding van hun naam, woonplaats en het hotel[8] waar ze in Oostende verbleven. We maakten de som zoals ze volgens hun woonplaats vermeld staan in de edities van 1, 5, 7 en 12 augustus.

Nationaliteit

1 augustus

5 augustus

7 augustus

12 augustus

Belgen

128

87

61

44

Britten en Ieren

173

121

85

30

Duitsers

87

71

1

0

Fransen

84

56

22

11

Oostenrijk-Hongarije

36

13

0

0

Russen

11

3

5

8

USA

38

24

7

10

TOTAAL AANTAL VREEMDELINGEN[9]

660

428

208

116

In twaalf dagen tijd is het totaal aantal hotelgasten met meer dan 4/5 verminderd (van 660 naar 116). Belgen en Britten zijn op 12 augustus nog het best vertegenwoordigd terwijl de Centrale Mogendheden (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije), zoals te verwachten, al vanaf 7 augustus massaal de stad hebben verlaten. Op 19 augustus verschijnt de laatste editie van de krant en deze bevat geen lijst van vreemdelingen meer. Waarschijnlijk loonde het de moeite niet meer …

Toch zijn alle vreemdelingen niet meteen weg. Op zondag 23 augustus verlaten de Empress en de Vulcaan de haven met aan boord Amerikaanse staatsburgers die in België waren gestrand. De Russische consul  zorgt eveneens voor de evacuatie van zijn onderdanen per schip vanuit Zeebrugge naar Archangelsk op 5 september.

En er blijven nog staatsburgers van de Centrale Mogendheden achter, meestal personen die zich permanent aan onze kust hadden gevestigd, vooral hoteliers. Op bevel van de hogere overheid laat burgemeester Liebaert op zondag 6 september aanplakken dat Duitsers, Oostenrijkers en Hongaren van wie geen zoon dienst doet in het Belgisch leger, binnen de zesendertig uur het Belgisch grondgebied moeten verlaten. Zo niet worden ze als spionnen beschouwd. Maandag 7 september vertrekken aan het Vandersweepplein[10] twee trams met aan boord de “onderhorigen” van de Centrale Mogendheden die naar Breskens worden gebracht om zo via Nederland naar hun land te laten terugkeren[11].

Gewone toeristen vertrekken, spionnen blijven achter. Daarom laat de minister van Oorlog aanplakken dat op spionage de doodstraf staat. Er is geen mogelijkheid tot beroep en het vonnis wordt binnen de 24 uren uitgevoerd.

Dit bericht werkt vanzelfsprekend de “spionitis” in de hand die al de eerste dagen van augustus “operationeel” is. Men verdenkt de spionnen van het verspreiden van valse berichten. Enkele Duitsers die op het punt staan om met een huurauto naar het neutrale Nederland te vertrekken, worden als “spioenen” tegengehouden. Een hotelgast[12] die probeert een radio te installeren in zijn kamer, wordt opgepakt. Blijkbaar had hij bovendien 3000 DM op zak. De Rijkswacht arresteert een Duitser die onlangs nog in Stene paarden kwam opkopen. Een andere Duitser[13] liet in zijn hotel in de Kerkstraat een valies achter met zeven “springtuigen” erin. Duitsers die sinds jaren in Oostende wonen, vragen politiebescherming omdat de bevolking hen van spionage verdenkt. Zo heeft de Burgerwacht met de hulp van de boy-scouts 47 Duitsers opgepakt. Ze brengen die naar het politiebureel aan het Wapenplein. Wat later laat de politie deze vermeende spionnen – waaronder enkele religieuzen – opnieuw vertrekken via de uitgang aan de Kerkstraat want op het Wapenplein blijft een opgehitste menigte hen opwachten. Op 8 augustus doen Le Littoral en het stadsbestuur een oproep om burgers van vreemde nationaliteit ongemoeid te laten:

“[…] Nochtans is het noodig de bevolking tot kalmte aan te sporen en ze te waarschuwen tegen de neiging om personen, waartegen geen ernstige bewijzen noch redens van verdenking bestaan, te lichtzinnig te beschuldigen of te verdenken van spionneering. Geene straf zal toegepast worden zonder vonnis”.

Maar de jacht op spionnen blijft open en verloopt met wisselend succes. Een Duits reserveofficier verkleed als non wordt opgepakt in het station. De contraspionage zit twee notoire Duitse spionnen op de hielen (de prins van Ardeck[14] en een zekere Hugo Dressler) maar die kunnen op tijd hun biezen pakken. Een oplichter met de pet van een postbode op verkondigt dat hij tegen betaling brieven aan het front kan bezorgen. De politie pakt hem op in het Leopoldpark en brengt hem naar Brugge. De politie kon op het nippertje beletten dat omstaanders hem als mogelijk spion gingen lynchen. En natuurlijk circuleren fantastische verhalen zoals dat over een onbekende man die aan de kazernepoort vergiftigde sigaretten zou hebben verkocht of drinkwater hebben vergiftigd.Een Brussels dagblad schrijft dat aan de kust spionnen aan de lopende band worden terechtgesteld.

Geruchten doen de ronde dat de Joodse families Bernheim en Meyer, eigenaars van het grootwarenhuis A l’Innovation in de Kapellestraat, van Duitse nationaliteit zijn. La Saison spreekt dit tegen en vermeldt dat de familie afkomstig is uit de Elzas en naar België kwam nog voor de Duitsers in 1871 die streek annexeerden.

Dat de Duitsers al weken of maanden bezig waren inlichtingen te verzamelen, is zo goed als zeker. En misschien bevatten de lijsten van vreemdelingen wel de echte of valse naam van één of ander spion? Maar dat we die niet altijd moeten zoeken onder de badgasten, blijkt bij een eerste schermutseling aan de Snaaskerkebrug op 25 augustus. Een Duitse patrouille van ongeveer 150 Uhlanen te paard en per fiets is op verkenning in de streek tussen Torhout en Gistel en wordt teruggedreven door een compagnie Rijkswachters. Uit getuigenissen van omwonenden met wie de Duitsers spraken, blijkt dat één van de Duitse militairen in het burgerleven handelaar is en regelmatig paarden kwam kopen in het Torhoutse. Een ander Uhlaan had een tijd in de suikerfabriek van Snaaskerke gewerkt en was vertrouwd met de streek.

De spionnen waren uiteraard te weinig talrijk om de plaats van de badgasten in te nemen. Wie wel in hun plaats kwam, waren de militairen en de duizenden vluchtelingen uit het binnenland die via Oostende in Groot-Brittannië probeerden te geraken. Maar dat is een ander verhaal.

Ook in barre tijden komen mensen op ideeën om de handel te laten draaien. Zo konden de vluchtelingen van toen voor 1,5 BEF een warm bad nemen in het Savoy Hotel aan de Koningsstraat. En de kranten spreken schande van de verhuurders en huisbazen die te hoge huurprijzen aanrekenden aan de vluchtelingen en ze zelfs een maand of een halve maand vooruit lieten betalen.

Op 15 oktober zouden de Belgische en geallieerde militairen de plaats ruimen voor de Duitsers aan wie de bevolking allerlei troetelnaampjes gaf: Hunnen, platkoppen, Teutonen, zuurkoolvreters, … Zij zullen de achtergebleven vluchtelingen terug naar huis sturen.

© John Aspeslagh. Tekst overnemen kan mits bronvermelding.

 


[1] Dit zijn de vier lokale Franstalige kranten waaruit we onze informatie halen. De nummers van De Zeewacht en De Duinengalm  gingen spijtig genoeg verloren tijdens de brand van stadsbibliotheek in mei 1940 en de overstroming van 1953. Le Carillon en La Saison d’Ostende verschenen tot 19 augustus 1914, L’Echo d’Ostende en Le Littoral tot enkele dagen vóór de Duitse bezetting op 15 oktober. Deze kranten maken tegenwoordig deel uit van de digitale GOD-collectie (Gescande Oostendse Documenten) van de Bib van Stad aan Zee.

[2] In het station van Oostende-Stad werden in één dag tijd voor 15 000 BEF tickets naar Duitsland verkocht, vermeldt de Parijse krant Le Temps van 2 augustus 1914.

[3] Karel Janssenslaan. Afgebroken in 1976.

[4] Oostende telde twee stations: dat van Oostende-Stad aan het E. Feysplein dat na de Tweede Wereldoorlog werd afgebroken en Oostende-Kaai, het huidig Zeestation, waar de pakketboten aanlegden.

[5] Liberaal, burgemeester van 1912 tot 1919. Zie www.Oostende.be, Archief, Oostendse Biografieën onder Liebaert Auguste Louis(1856-1927).

[6] Oostende onder de Duitsche bezetting, p. 5 en 81. Dit dagboek is thematisch opgebouwd en verslaat ook betrekkelijk uitvoerig de periode Van af de oorlogsverklaring tot aan de bezetting, dus de eerste oorlogsweken (augustus – half oktober 1914) die niet voorkomen in de Oostendse oorlogsdagboeken van Aimé Smissaert, Charles Castelein en Sylvain Van Praet.

Het tweede deel van het citaat hebben Elleboudt en Lefèvre gevonden in een artikel van de Duitse journalist Heinrich Binder verschenen in Berliner Tageblatt.

[7] De Parijse krant Le Temps van 29 augustus 1914 bevestigt dit maar nuanceert de sluiting van de hotels: “La guerre avait fait lamentablement manquer la “saison” […] et la plupart des grands hôtels avaient déjà fermé leurs portes. Mais l’invasion de la Belgique orientale et centrale avait eu naturellement pour effet de rejeter vers le littoral des milliers et des milliers de Belges, si bien qu’il fallut rouvrir du jour au lendemain avec un personnel de fortune”. Met andere woorden: de vluchtelingen nemen de plaats in van de mondaine klanten.

[8] Het gaat enkel over toeristen die in een hotel verblijven. Zij die een appartement, kamers of een villa huurden, worden dus niet vermeld of meegerekend.

[9] Nationaliteiten die in het kader van dit artikel niet relevant zijn, hebben we meegerekend in het totaal maar hun individuele aantallen vermelden we niet.

[10] Nu E. Feysplein waar vroeger het station Oostende-Stad stond.

[11] Ditzelfde scenario herhaalt zich tijdens de eerste dagen van de Duitse bezetting. Maar het zijn dan achtergebleven Britse burgers die op de tram naar Breskens zitten.

[12] Waarschijnlijk gaat het over de Duitse officier Eberhard of Erhard die naast een grote som geld een alfabet in cijferschrift bij had. Deze keer gaat het wel over een echte spion die enkele weken later in Zwijndrecht wordt terechtgesteld. De spullen die hij achterliet worden per opbod verkocht op het Wapenplein.

[13] Volgens Elleboudt en Lefèvre ging het om een misverstand. De man die in een logementshuis aan de St.-Paulusstraat (en niet de Kerkstraat) werd opgepakt, bleek een brouwer uit Verviers te zijn. De “springtuigen” waren brouwerijartikelen. Hij werd met verontschuldigingen opnieuw vrijgelaten.

[14] Karl Prinz von Ardeck (1861-1938); zie http://www.thepeerage.com/p10900.htm#c108992.1

3 thoughts on “Het seizoen 1914 in Oostende: de ‘beau monde’ ontvlucht de stad

  1. Dag Siagrius,

    Gefeliciteerd met uw blog.
    Mag ik de foto’s over WOI gebruiken om er presentaties mee te maken?

    Groetjes,
    Norbert

    • Geachte
      De meeste foto’s komen van de Beeldbank Oostende of gevonden op Internet. Daar vindt U nog veel meer.

  2. Vandaag juist 100 jaar geleden. Wat een prachtig verslag. Ik beleef de postkaarten van 1900 net als ik er volledig deel van maak.
    Eergisteren 2 augustus zag ik op het TV-avondnieuws (RTBF of RTL) een filmreportage van de laatste dagen der onbewuste vakantiegangers in Oostende. Die film zou wel passen bij dit artikel.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>