Oostende tijdens de Eerste Wereldoorlog: authentieke bronnen

Oostende vóór de bezetting door de Duitsers
Tien weken om niet te vergeten

Begin augustus – half oktober 1914

 

Vier jaar onder de klauwen der duitsche barbaren is de veelzeggende titel van het oorlogsdagboek dat gemeenteraadslid en dagbladuitgever Aimé Smissaert[1] publiceerde in De Duinengalm. De eerste aflevering verscheen in de editie van 1 december 1919 en de laatste – die van 17 november 1915, de 399ste oorlogsdag – in De Duinengalm van 24 december 1922. In de digitale GOD[2]-collectie zijn er in totaal 163 afleveringen beschikbaar. De Bibliotheek Kris Lambert van Oostende en het Flanders Fields Museum van Ieper bezitten fotokopieën van de 26 afleveringen[3] die daarop volgen. Er zijn twee hiaten: één van iets meer dan een jaar voor de periode van half september 1916 tot half oktober 1917 en een tweede voor de laatste oorlogsweken, van eind april tot aan de bevrijding van Oostende op 17 oktober 1918. Het heemkundig tijdschrift De Plate publiceerde de eerste zestig afleveringen[4].

Een Oostendse stadsbeambte – was het Sylvain Van Praet, van wie de handtekening voorkomt op het einde van het typoscript? – hield een in het Engels gesteld dagboek bij met als titel The occupation of Ostend by the Germans[5]. Rond dit onuitgegeven dagboek en zijn auteur blijven er heel wat vraagtekens. Vooreerst is het helemaal niet zeker of Sylvain Van Praet wel de auteur is. Daarnaast blijft de vraag onbeantwoord waarom hij zijn dagboek in belabberd Engels[6] schreef. Bovendien is het onduidelijk hoe en wanneer het document in de bibliotheek van de Amerikaanse Yale universiteit terecht kwam. We werken momenteel aan de Nederlandse vertaling van het typoscript dat zo’n 470 bladzijden omvat[7] en waarvan een twintigtal bladzijden verloren gingen. Dat verloren stuk kunnen we gelukkig reconstrueren aan de hand van het manuscript dat samen met de getypte versie wordt bewaard. Het dagboek toegeschreven aan Sylvain Van Praet bestrijkt dag na dag vier jaar Duitse bezetting, van 14 oktober 1914 tot 17 oktober 1918.

Op het einde van de vorige eeuw doken ongeveer gelijktijdig met het volumineus dagboek van Van Praet de nogal summiere Herinneringen uit den Oorlog van tramconducteur Charles Castelein[8] op.

Naast deze chronologisch ingedeelde dagboeken, is er nog Oostende onder de Duitsche bezetting gepubliceerd door het duo Alphonse Elleboudt, gemeenteraadslid en uitgever van het lokaal weekblad De Zeewacht, en Gustaaf Lefèvre, doctor in de wijsbegeerte[9]. Dit dagboek is thematisch opgebouwd en verslaat ook uitvoerig de periode Van af de oorlogsverklaring tot aan de bezetting, de eerste oorlogsweken (augustus – half oktober 1914) dus waarover we niets vinden in de drie bovenstaande bronnen. De Zeewacht van 4 januari 1919 kondigde de publicatie in de vorm van uitknipbare afleveringen aan maar de eerste aflevering verscheen pas een klein jaar later, op 13 december 1919, en ongeveer gelijktijdig met de eerste aflevering van het dagboek van Smissaert in de concurrerende krant De Duinengalm[10]. De volledige reeks afleveringen van Oostende onder de Duitsche bezetting werd later gebundeld (570 bladzijden) en zonder vermelding van datum gedrukt bij Unitas, de huisdrukkerij van De Zeewacht.

Informatie over het dagelijks leven tijdens de eerste oorlogsweken vinden we natuurlijk ook in de plaatselijke pers. Spijtig genoeg is de jaargang 1914 van De Duinengalm en De Zeewacht verloren en blijven alleen de nummers van hun Franstalige tegenhangers over.

De liberale krant Le Carillon, uitgegeven door Albert Boucherie verscheen dagelijks in de zomermaanden maar minder frequent in de andere maanden. In de GOD-collectie zijn de nummers tot en met 30 juli 1914 digitaal beschikbaar en de Koninklijke Bibliotheek bezit nog de daaropvolgende nummers tot 19 augustus. De Zeewacht van 16 augustus 1935 vermeldt dat Le Carillon niet meer verscheen na die datum zodat we mogen aannemen dat het nummer van 19 augustus ook effectief het laatste vooroorlogs nummer van de krant is.

La Saison d’Ostende, uitgegeven door de familie Daveluy richtte zich tot de toeristen en verscheen alleen in het seizoen. Het laatste nummer gedigitaliseerd in de GOD-collectie is ook dat van 19 augustus. Vermoedelijk ook het laatste als een gevolg van het massaal vertrek van de zomergasten.

   

De familie Daveluy gaf ook L’Echo d’Ostende uit, de derde liberale krant die de badstad rijk was. Tenslotte was er nog Le Littoral, de spreekbuis van de katholieke partij, uitgegeven door de familie Elleboudt die ook De Zeewacht drukte. Le Littoral en L’Echo d’Ostende bleven verschijnen tot de laatste dagen vóór de Duitse bezetting. In de GOD-collectie zijn van L’Echo d’Ostende 39 edities bewaard, tot en met die van 12 oktober, meer dan het dubbele van Le Littoral, die de publicatie al twee dagen eerder stopzette. Om de badgasten niet af te schrikken, besteedde La Saison d’Ostende veel minder aandacht aan het oorlogsgebeuren.

De aanvoer van goederen en levensmiddelen en het hamstergedrag van sommige leden van de coöperatieve S.E.O. komen ook uitvoerig ter sprake in de twee nummers (juli-augustus en augustus-september) van hun ledenblad.en in De Cooperatieve S.E.O. Oostende van 1892 tot 1923 van C. Leyhausen[10b]

 


In de rubriek Oostendsch Tooneel, publiceerde De Zeewacht van 10 en 16 augustus 1935 – dus 21 jaar na de feiten – een chronologisch overzicht van de gebeurtenissen van de maand augustus 1914. Het is zo goed als zeker dat die bijdrage het werk is van Alphonse Elleboudt (of van Elleboudt én Lefèvre?)[11]. De gebeurtenissen worden kort en in chronologische volgorde vermeld, wat laat vermoeden dat de auteur(s) hier citeert(-eren) uit het origineel dagboek waaruit later de thematisch geordende uitgave van Oostende onder de Duitsche bezetting werd samengesteld. Op enkele plaatsen verschilt de datering van de latere gebundelde uitgave en er komen ook enkele nieuwe feiten aan het licht. Dit beknopt chronologisch overzicht bestaat niet alleen voor de eerste oorlogsmaanden. In de nummers van de jaargang 1919 publiceerde De Zeewacht ook systematisch een kort overzicht van de gebeurtenissen van dezelfde week tijdens de opeenvolgende oorlogsjaren. Het zou ook hier interessant zijn om na te gaan of nieuwe feiten opduiken en zo ja welke.

Via het digitaal Gallica-platform van de Bibliothèque François Mitterrand, vindt men ook informatie uit die eerste oorlogsweken in de grote Parijse kranten, o.a. in La Croix, Le Figaro, Le Gaulois, Le Petit Journal en Le Temps. Naast de officiële militaire communiqués, berichtten deze kranten ook via een correspondent met standplaats in Oostende of via de journalist van de Britse Daily News en The Times.

Aangaande het leven in Oostende tijdens de eigenlijke bezetting, vinden we vanaf eind 1915 heel sporadisch nieuws in de collaborerende Vlaamsgezinde pers die, in tegenstelling met de Oostendse lokale kranten, wel verscheen tijdens de oorlog. Op de website van The Belgian war press online (http://warpress.cegesoma.be/nl) zijn de gedigitaliseerde nummers van o.a. De Vlaamsche Post, De Nieuwe Gazet, De Morgenbode, De Vlaamsche Gazet en Gazet van Brussel beschikbaar. De redactie van die kranten bevond zich in Antwerpen, Brussel en Gent, ver van het hermetisch afgesloten operatiegebied aan de kust waar de bezetter bijzonder alert was voor spionage en voor het naar buiten vloeien van militair-gevoelige informatie. Het lokaal nieuws in die kranten beperkte zich dus voornamelijk tot de grote steden uit het generaal-gouvernement en het etappengebied. Uit het operatiegebied van het 4de Marineleger (grosso modo de streek van Brugge en het bezet gedeelte van de kust) bleef de berichtgeving bijzonder karig. Omwille van papierschaarste van de laatste oorlogsmaanden, met uitzondering dan van de Gazet van Brussel die nieuwe drukpersen kreeg en het aantal bladzijden nog optrok, reduceerden alle andere hiervoor genoemde titels bovendien hun aantal bladzijden, gebruikten een kleiner lettertype en weerden publicitaire inlassingen of beperkten die tot het minimum.

Wat de vergaderingen en de beslissingen van de gemeenteraad van Oostende betreft, is er de Bulletin Communal die heel de oorlog bleef verschijnen. Na de Eerste Wereldoorlog gaf drukker Hector De Vriese onder de titel Oostende gedurende de Duitsche bezetting. Ostende pendant l’occupation allemande een zo goed als complete verzameling uit van de Bekendmakingen en Verordeningen van de Duitse overheid en van de Berichten van het Oostends stadsbestuur voor de jaren 1914 t/m 1917. Van de meeste documenten is de Duitse, Franse en Nederlandse versie voor handen. In de collectie Ostendiana beschikt de stadsbibliotheek van Oostende over de volledige reeks van oktober 1914 tot begin november 1917. Het stadsarchief van Ieper bezit een onvolledige reeks voor het jaar 1914.

Tot slot vermelden we Omer Vilain’s  korte bijdrage over de maand augustus 1914 in Langs de Oostendse kateien (1974). De eerste oorlogsweken komen ook ter sprake in de reeks van JANSOONE (R.), Oostende en de zeevisserij tijdens de Eerste Wereldoorlog in het tijdschrift De Plate[12]. Deze bijdragen halen hun informatie uit de Oostendse Franstalige kranten of bij Alphonse Elleboudt en Gustave Lefèvre.

Na dit overzicht, gaan we wat dieper in op de vier Oostendse “oorlogsdagboeken“, term die courant verwijst naar dit soort geschriften. In zijn artikel onderscheidt Egied I. Strubbe[13] soldatendagboeken[14], bezettingsdagboeken en oorlogsdagboeken[15]. De dagboeken van Castelein,  Smissaert en Van Praet maken deel uit van de tweede categorie. Dat van Elleboudt-Lefèvre beslaat het hele oorlogsgebeuren en is dus een “oorlogsdagboek” in de meest letterlijke betekenis van het woord.

 

Strubbe merkt op dat weinig van die dagboeken in hun oorspronkelijke versie zijn bewaard, met name de notities genomen op het moment dat de gebeurtenissen zich voordeden en geschreven met de emoties van het ogenblik. De meeste dagboeken werden na de oorlog zowel in taal en stijl als naar inhoud herschreven. Bepaalde feiten of gebeurtenissen werden weleens weggelaten, sommige werden anders ingekleurd. De auteur kende nu immers de afloop en de ware toedracht ervan en paste zijn tekst aan in het vooruitzicht van de publicatie, hield rekening met de stemming die onder de bevolking heerste (bv. revanchisme) en ook wel eens met de verwachtingen van de lezers. Op dit moment wordt de dagboekschrijver memorialist, besluit Strubbe.

In het licht van het voorgaande kunnen we stellen dat het dagboek van Charles Castelein het enige is dat achteraf nooit werd herwerkt omdat het niet bedoeld was om te worden uitgegeven. Alphonse Elleboudt en Gustaaf Lefèvre hebben de oorspronkelijke chronologische notities, waarvan we restanten vonden in De Zeewacht jaargang 1919 en de nummers van 10 en 16 augustus 1935, na de oorlog thematisch geordend tot een vlot geheel. Ook Aimé Smissaert “kreeg de bijstand van enkele toegewijde medewerkers en informaten  […] De teksten zijn dus in ruime mate gezamenlijk werk, maar dan wel onder supervisie en onder eindredactie van Aimé Smissaert zelf[16]. Van Praet liet na de oorlog zijn manuscript typen. Of typte het misschien zelf[17]? We merken slechts minimale verschillen tussen het manuscript en het typoscript. Misschien diende het manuscript als klad voor het uittypen en was het ook al een verwerking van eerdere notities? Na een nogal vluchtige lezing van het dagboek stelt Walter Thys dat “Van Praet in de tijd vooruit gaat met personages en toestanden zonder zelf te weten wat er zal volgen“. Waarschijnlijk weet hij het wel, maar doet hij alsof en respecteert zijn oorspronkelijke notities zoveel mogelijk naar vorm en inhoud.


Het Oostends oorlogsdagboek waar het meest naar verwezen wordt, is dat van Elleboudt en Lefèvre. Het is trouwens het enige dat na de oorlog in boekvorm werd uitgegeven. Het feit dat de auteurs een duo vormden, ouder waren dan Van Praet, meer ervaring hadden, betere toegang tot allerlei bronnen en een groter schrijf- en verteltalent hadden, zijn pluspunten volgens Walter Thys.

We gaan akkoord wat het laatste betreft. De vermeende auteur Van Praet was geen “native speaker”. Zijn dagboek vertoont het nadeel dat het “sec” gesteld is, in eenvoudig gesproken Engels, met heel wat slordigheden, oneigenlijk en zelfs foutief taalgebruik. Van Praet was ook geen gemeenteraadslid zoals Elleboudt. Als stadsbeambte bekleedde hij echter een even bevoorrechte positie, kon hij in het stadhuis de gebeurtenissen van heel nabij volgen, kende hij de beleidsbeslissingen van het stadsbestuur uit eerste bron en misschien was hij zelfs nauw betrokken bij de uitvoering ervan. Ons inziens brengt Walter Thys dit aspect onvoldoende in rekening. Het is evident dat het mysterie dat hangt rond de identiteit van de auteur en hoe het dagboek in Amerika belandde, niet bevorderlijk zijn voor de geloofwaardigheid.

Strubbe schrijft:

Het oorlogsdagboek is inderdaad een eersterangs bron voor de plaatselijke geschiedenis. Daar vindt de historicus het leven van de burgerbevolking op het dagelijkse vlak door een ooggetuige beschreven […] Het oorlogsdagboek is inderdaad een onschatbare bron, niet alleen omdat de historicus er een overvloedig feitenmateriaal in samen vindt, maar vooral omdat hij erin de geleidelijke ontwikkeling die de bevolking in levenswijze en geesteshouding, stap voor stap kan volgen”.

Dat neemt echter niet weg dat Strubbe, zoals hiervoor aangehaald, wel wijst op latere herwerkingen en inkleuring van de feiten.

Ook archivaris Claudia Vermaut[18] maakt gelijkaardige bedenkingen:

“Anderzijds moet men ze met de grootste omzichtigheid behandelen want de dagboeknotities kunnen nog wel eens grondig verschillen van de werkelijkheid. In de eerste plaats moet men aandacht hebben voor het feit dat de auteur de zaken weergeeft vanuit zijn eigen, vaak beperkte, visie op de feiten. Hij neemt bepaalde zaken waar maar kan ze niet altijd plaatsen in een juiste context. De informatie waarover hij beschikt is ook niet altijd juist maar berust soms op roddels en praatjes allerhande. Ten tweede heeft de dagboekschrijver vaak ook een bepaalde mening die de “waarheid” geweld kan aandoen. In dit concrete geval kan het b.v. wel degelijk een verschil uitmaken indien de dagboekschrijver in het Duitse kamp zou zitten of de kant van de geallieerden zou kiezen. Daarom is het ook interessant om verscheidene dagboeken en andere bronnen naast elkaar te leggen om te achterhalen of men bepaalde feiten kende, of men er de achtergrond van kende, hoe bepaalde feiten werden aangevoeld, enz. Dagboeken vormen dus een waardevolle maar uiterst kritisch te benaderen bron voor de historicus”.

We hebben inderdaad geen enkele garantie dat, zelfs door het samenleggen van de vier Oostendse dagboeken, we de ware toedracht van de feiten en de gebeurtenissen zullen kennen. De auteurs zaten alle vier in het geallieerde kamp, dus bij de eindoverwinnaars, en stelden zich erg vaderlandslievend en belgicistisch op. Van Praet liet bv. duidelijk zijn afkeer blijken voor alles wat met de Vlaamse zaak en het activisme te maken heeft. We vinden bij hen weinig informatie, en in elk geval weinig objectieve informatie, i.v.m. bv. het activisme, de Flamenpolitik met de von Bissing-universiteit, de bestuurlijke splitsing van Vlaanderen en Wallonië, de Raad van Vlaanderen, … ontwikkelingen die beslist ook aanhangers hebben gehad in Oostende. Hierrond is tot nu toe weinig verschenen. Achterhalen wie deel uitmaakte van de plaatselijke kern activisten, hoe ze zich organiseerden en hoe het gerecht ze na de oorlog[19] heeft aangepakt, is een een uitdaging voor verder onderzoek.

© John Aspeslagh. Tekst overnemen kan mits bronvermelding.

 


[1] Zie De Plate, jaargang 1989, p. 58.

[2] Gescande Oostendse documenten, digitale krantencollectie van de Stadsbibliotheek van Oostende. Heel wat jaargangen van De Duinengalm  gingen verloren tijdens de brand van mei 1940 en de overstroming van 1953.

[3] Het is onduidelijk vanwaar die latere afleveringen komen. De Abraham-Catalogus van Belgische kranten en de catalogus van KBR vermelden geen bewaarde nummers van de jaargangen 1923 en 1924.

[4] Jaargangen 1989 tot 2003. Deze nummers zijn digitaal beschikbaar op de website www.deplate.be.

[5] Zie THYS (W.), The occupation of Ostend by the Germans (14th october 1914-17th october 1918): een in Amerika bewaard onuitgegeven oorlogsdagboek in Handelingen XLVIII der Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, jaargang 1994. Dit is bij ons weten het eerste en tot nu toe ook enig onderzoek gewijd aan dit dagboek. Volgens Thys werd de voornaam van de Oostendse stadsbediende met –y geschreven. In Yale spelt men “Silvain” met –i.

[6] Zo betwijfelt de Oostendse auteur Karel Jonckheere die Sylvain Van Praet op het stadhuis gekend heeft, of Sylvain hiervoor wel voldoende Engels kende; zie THYS (W.), o.c., p. 225.

[7] Het ligt in onze bedoeling om nadien uitvoerig terug te komen op dit dagboek en zijn vermeende auteur.

[8] Gepubliceerd door VERMAUT (C.) onder de titel Het Oostendse oorlogsdagboek van Charles Castelein 1914-1918 in de reeks Oostendse historische publicaties, nummer 3 (1998) en digitaal te lezen op de website van de stad Oostende.

[9] THYS (W.), o.c., p.229. Gustaaf was leraar aan het atheneum van Oostende. Zijn broer Louis was actief binnen de plaatselijke activistische beweging onder leiding van Eugeen Everaerts. Over zijn conflict met Leo Van den Bogaert en Frans van de Weghe, de activistische prefecten van het atheneum, zie De Zeewacht van 2, 9, 16 en 23 augustus 1919 en ELLEBOUDT (A.) en LEFEVRE (G.), Oostende onder de Duitsche Bezetting (Oostende, s.d.), p. 186-193.

[10] Beide kranten waren van katholieke strekking maar toch concurrenten. De Duinengalm verscheen niet meer na de Tweede Wereldoorlog.

In de loop van 1919, had De Zeewacht in elke editie al een kort chronologisch overzicht gepubliceerd van de gebeurtenissen van die week tijdens de voorbije oorlogsjaren.

[10b] Uitgegeven ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan als bijvoegsel bij het maandschrift van S.E.O (april 1923).Het overzicht van de werking tijdens de oorlog van Leyhausen, werd grosso modo overgenomen door SIMOEN (O.), Over mamzels, stongs en percenten. Een geschiedenis van S.E.O. 1892-1981 in Oostendse historische publicaties 18 (Oostende, 2009), p. 73 en volgende.

[11] Het overzicht begint met de zin “‘t Is vanaf den 31 Juli 1914 dat wij ons oorlogsdagboek begonnen zijn” en laat dus weinig twijfel over de identiteit van de auteur(s). Dit bevestigt het vermoeden van Walter THYS (o.c., p. 229).

[12] Jaargang 2003.

[13] Een halve eeuw uitgaven van Westvlaamse oorlogsdagboeken uit de Eerste Wereldoorlog in Studia Historica Gandensia 26,. p. 1-23. Gent, 1964.

[14] Hier gaat het vooral over het relaas van krijgsverrichtingen wat niet belet dat hier en daar beperkte informatie te vinden is over het dagelijks leven. Wat Oostende betreft, verwijzen we naar de Herinneringen uit de Wereldoorlog van sergeant Henri Everaert (De Plate, jaargang 1981, januari, p. 13). Everaert verbleef in Oostende van 29 juli tot 2 augustus.

De pro-Duitse Zweedse ontdekkingsreiziger Sven Hedin vergezelde als oorlogscorrespondent het Duitse invasieleger en maakte gedurende de eerste twee oorlogsmaanden zijn opmars door België en Frankrijk mee. Zijn relaas verscheen in 1915 in Leipzig met als titel Ein volk in Waffen en werd nog hetzelfde jaar in het Frans, Engels en Zweeds uitgegeven. Van 21 tot 26 oktober 1914 verbleef hij aan de Belgische kust waar hij in Oostende getuige was van beschieting van Hotel Majestic door Britse torpedoboten.

Er is ook het dagboek Als adjutant durch Frankreich und Belgien (Berlin, 1915) van de Duitse militair Otto von Gottberg die in Hotel Majestic verbleef twee dagen voor het beschoten werd. Nadien geeft von Gottberg ons het relaas van de slag aan de IJzer waarbij zijn eenheid betrokken was (eind oktober 1914).

[15] Eigenlijk kan men hieraan nog een categorie toevoegen, nl. de literaire oorlogsdagboeken zoals die van Virginie Loveling, Stijn Streuvels, Ernest Claes.

[16] Emiel Smissaert in De Plate, jaargang 1989, p. 58-59.

[17] In zijn manuscript gebruikt hij een aantal keer stenografie. Als stadsbediende zal hij ook wel de dactylografie onder de knie hebben.

[18] VERMAUT (C.), o.c., p. 5.

[19] Zie bv. Het verslag van het proces der activiste beweging in Oostende, dat vooral draaide rond  Eugeen Van Oye, in De Zeewacht van  19 juni 1920.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>