Oostende in de verdediging

Oostende vóór de bezetting door de Duitsers
Tien weken om niet te vergeten
Begin augustus – half oktober 1914

Nadat de Oostendenaars van het oorlogsnieuws bekomen zijn en de eerste paniek van zich hebben afgezet, breken enkele weken aan waarvoor men vijfentwintig jaar later een naam zal vinden, de “drôle de guerre“. Begin augustus 1914 speelt de oorlog zich nog ver van de kust af. De ernst van de toestand dringt pas echt door als Luik, Brussel en Gent in handen van de vijand vallen. Alle hoop blijft gericht op de forten rond Antwerpen die de Duitse aanval definitief moeten afslaan.

Dag na dag komt de oorlog dichter. Niet alleen de vluchtelingen en de gewonden vinden de weg naar de kust, ook de Duitsers komen op verkenning in de kustprovincie. Eind augustus wordt de streek een eerste keer geconfronteerd met een vijandelijke voorhoede die teruggeslagen wordt aan de Snaaskerkebrug. Twee weken later is het weer prijs aan het Roggeveld, tussen Zarren en Esen. Het optimisme waarmee de kranten tot op het laatste moment de gebeurtenissen proberen te verslaan, wijkt meer en meer voor het pessimisme van de harde realiteit, zeker als Antwerpen valt en de regering naar Oostende vlucht. Als die na enkele dagen opnieuw vertrekt, is het duidelijk: de situatie is hopeloos. Het is nu nog een kwestie van enkele uren eer de Duitsers Oostende zullen bezetten. Op 15 oktober om half tien is het zover en het zal vier lange en bange jaren wachten zijn op hun vertrek.

Donderdag 30 juli. Een algemene mobilisatie hangt in de lucht en de oorlog is nog niet verklaard. Het 3de Linieregiment wordt preventief belast met de bewaking van de stations Oostende-Stad en Oostende-Kaai en van de haveninstallaties.

Zondagochtend 2 augustus houdt het 23ste linieregiment een troepenparade. De gemobiliseerde militairen marcheren richting Raversijde en Leffinge en keren terug naar hun kantonnement via de Hoge Barriere. Het 3de Linieregiment neemt stelling in de Kerkstraat en patrouilleert op de zeepromenade. De soldaten staan in het middelpunt van de belangstelling. De vissersvrouwen leven met de soldaten mee en stoppen hen allerlei snoep en lekkernijen toe.

Maandag 3 augustus verklaart Duitsland de oorlog. Het leger vordert niet alleen paarden op maar ook auto’s, vrachtwagens en fietsen worden in beslag genomen. ‘s Middags defileren de militairen langs Petit Paris. Ze krijgen weer applaus van de bevolking.

In de vooravond neemt de Burgerwacht de bewaking over van de militairen, een teken dat de reguliere troepen spoedig naar de Oostgrens zullen vertrekken. De Burgerwacht bewaakt de stations, de bruggen van Oudenburg, Snaaskerke en Leffinge, het buskruitmagazijn van het Zeewezen en de spoorweg tot aan Plassendale en Snaaskerke[1].

In de buurt van Oostende-Stad aan het Hazegras, is het die avond bijzonder druk. Acht[2] lange treinstellen staan te wachten om het garnizoen[3] van Oostende naar het binnenland te brengen. De eerste trein vertrekt even na middernacht richting Tienen en de laatste trein tuft het station uit rond drie uur in de ochtend. De soldaten marcheren onder klaroengeschal het stationsgebouw binnen en zingen luidkeels De Vlaamse Leeuw. Het patriottisch gevoel kan niet op, ook niet bij de talrijke familieleden en kijklustigen die een rij vormen van de kazerne tot op de perrons. Er is veel hoerageroep maar als de eerste trein wegrijdt, vloeien de tranen. “Leve België, Vive la Belgique, Vive la France” schreeuwt de menigte.

Dinsdag 4 augustus vallen de Duitsers binnen. Nu is het ernst in de streek rond Luik.

Donderdag 6 augustus draagt de Oostendse Burgerwacht de bewaking van de bruggen van Oudenburg, Snaaskerke en Leffinge over aan de burgemeesters van die gemeenten. Kwestie van de lasten te verdelen.

Le Littoral van 8 augustus is nog bijzonder optimistisch. De kosten van de oorlog zullen zo hoog oplopen dat Duitsland binnen het jaar bankroet is, schrijft de krant. En ze rekent erop dat door het stilvallen van de economie en de industrie in de oorlogvoerende landen, het conflict na vijf maanden achter de rug zal zijn.

Burgemeester Auguste Liebaert[4] licht op 11 augustus de bevolking in dat een dienst van “vliegmachienen en hydroplanen” wordt ingelegd tussen Groot-Brittannië en Oostende. De Oostendenaars krijgen een schets met de kenmerken van de geallieerde en de vijandige vliegtuigen[5]. De burgemeester rekent er op dat de bewoners hulp bieden als een geallieerd vliegtuig in nood is.

Het stadsbestuur houdt een inventaris bij van de nog beschikbare paarden, auto’s en trekhonden.

Net voor half augustus arriveren zevenduizend vrijwilligers onder wie veel Belgen woonachtig in Frankrijk. Ze hebben een grote voorraad wapens en munitie bij en krijgen een eerste opleiding in het voorlopig nog veilige Oostende.

Brussel wordt bezet op vrijdag 21 augustus. Er komen geen Brusselse kranten meer binnen. Burgemeester Liebaert roept de Oostendenaars op om de koelbloedigheid te bewaren voor het geval de Duitse troepen de stad zouden innemen. Ze mogen de vijand vooral niet provoceren om te vermijden dat hij wraak neemt op de burgerbevolking zoals al op veel plaatsen is gebeurd. Het stadsbestuur blijft in elk geval op post. ‘s Avonds wordt de Oostendse Burgerwacht ontbonden.

Zaterdagvoormiddag 22 augustus patrouilleren Britse oorlogsbodems vóór de kustlijn van Oostende. Burgemeester Liebaert[6] en stadsecretaris Thoné varen erheen en krijgen van de bevelhebber de verzekering dat er niet op de stad zal worden gevuurd zolang de Belgische overheden het niet nodig achten.

Om 18 uur worden gekwetste militairen uit het militair hospitaal en het lazaret Stracké[7] aan boord gebracht van de maalboot Prinses Clémentine die naar Duinkerke vaart. De militaire overheid geeft de in beslag genomen auto’s terug aan de eigenaars. Troepen verlaten de stad die zo het statuut van “open stad” krijgt.

Op maandag 24 augustus vergadert de gemeenteraad met generaal Harou[8] voor een gedachtenwisseling over de militaire situatie. De generaal verklaart dat hij de stad zal verdedigen als die wordt aangevallen door een beperkt legerdetachement. In geval van overmacht, zal hij de bevelen van het hoofdkwartier afwachten. In een telegram aan graaf de Lalaing, de Belgische ambassadeur in Londen, vraagt de gemeenteraad diens tussenkomst bij de Britse autoriteiten om hen ertoe te overhalen de stad te verdedigen met “regelmatige krachten“, dus met gewone middelen.

Tachtig leden van de Burgerwacht uit Verviers, Brussel en Gent – steden die ondertussen bezet zijn – vinden een onderkomen in de stadsschool van de Wittenonnenstraat. De pas ontbonden Oostendse Burgerwacht wordt terug opgeroepen voor politionele taken. Volgens L’Echo wijst dit erop dat de overheid toch van plan is de stad te verdedigen. Volksvertegenwoordiger Henri Serruys informeert bij de minister van Oorlog naar de rechten en plichten van de Burgerwacht[9].

De bevolking is kwaad omdat het stadsbestuur de vlaggen van de geallieerden aan het stadhuis heeft weggenomen.

Heel vroeg in de ochtend van dinsdag 25 augustus is een Duitse patrouille[10] van ongeveer 150  Uhlanen te paard en per fiets op verkenning tussen Torhout en Gistel. Ze vallen het station van Gistel binnen waar ze het geld meenemen, een stuk spoor vernietigen en de telegraafdraden doorknippen. Om kwart voor zes laten ze de Snaaskerkebrug dichtdraaien. Zevenhonderd meter verder op raakt de patrouille slaags met tweehonderd Belgische rijkswachters van wie er vijf sneuvelen. Een drietal Duitsers wordt gevangen genomen en twee zijn zwaargewond. Ze worden samen met de gewonde rijkswachters naar Oostende overgebracht. De rest van de Duitse patrouille trekt zich terug in de richting van Torhout. Le Littoral benadrukt dat het om Duitse verkenners gaat en niet om een voorpost van het Duitse leger.

De burgemeester verbiedt samenscholing van meer dan tien personen op de openbare weg. Optochten en stoeten moeten vooraf toelating krijgen.

Donderdagvoormiddag 27 augustus heeft in een stampvolle Sint-Petrus- en Pauluskerk de begrafenis plaats van de vijf rijkswachters die twee dagen eerder gesneuveld zijn. Britse fuseliers die pas in Oostende zijn aangekomen, bewijzen spontaan de eer. Deken Camerlynck gaat voor en houdt de homilie. Op het kerkhof[11] houden de commandant van de Rijkswacht en de burgemeester een lijkrede.

Ondertussen ontschepen vierduizend Britse soldaten in het Zeestation. Omdat de oorlogsbodems een te grote diepgang hebben voor de haven, worden de militairen met de maalboot afgehaald[12]. Van op promenade slaat een grote menigte de operatie gade. De Tommies krijgen een enthousiast onthaal door de bevolking die hen fruit, koeken en sigaren toestopt.

In de late namiddag houden Britse vliegtuigen een oefening boven het Westerkwartier. De bewoners denken aanvankelijk dat het Duitse toestellen zijn. Na afloop landen de toestellen op de Wellingtonrenbaan.

Zaterdag 29 augustus. Alles is rustig in Oostende en volgens de luchtverkenning ook op andere plaatsen in de provincie. Op de invalswegen van Oostende zijn volop verdedigingswerken aan de gang.

Een Britse “dirigeable” (luchtballon)[13]  vliegt in de voormiddag boven de stad.

Voortgaande op een artikel uit de Londense Times van 28 augustus schrijft L’Echo dat de Britse zeemacht een aanzienlijk aantal manschappen in Oostende aan wal heeft gezet. De laattijdige aankomst van Britse troepen zou volgens de Britse krant te wijten zijn aan de tussenkomsten van het Oostends stadsbestuur. L’Echo vindt dit bericht totaal uit de lucht gegrepen.

Drieduizend Belgische vrijwilligers die een week opleiding in Duinkerke achter de rug hebben, zijn na de middag terug in Oostende. Ze zullen de Engelse militairen hier ondersteunen.

Eerder op de maand werden de drankgelegenheden verplicht op middernacht te sluiten. Op bevel van de provinciale militaire overheid, moeten cafés en openbare gelegenheden vanaf nu al om 21 uur sluiten. Na hevig protest wordt het sluitingsuur toch weer een uur opgeschoven[14]. De maatregel zou er gekomen zijn op vraag van de Britse admiraliteit en gelden voor de hele kust. Bovendien vraagt de militaire overheid om na 21 uur de ramen te verduisteren. De Rijkswacht houdt een oogje in het zeil.

Een Brit, een zekere Allen Upward, neemt de leiding over van de Oostendse scouts van wie de leiders gemobiliseerd zijn. Hij wijst op het risico dat de Duitsers scouts in uniform als militairen kunnen aanzien.

Zondag 30 augustus genieten de Oostendenaars van het mooie weer en vanop de promenade en het staketsel volgen ze de bewegingen van het Brits eskader. Fototoestellen worden inbeslaggenomen. Later op de dag oefenen ook militaire vliegtuigen boven de stad.

In de late namiddag woont burgemeester Liebaert een defilé van Belgische en Britse militairen bij. De Britse bevelhebber Brigadier-Generaal Sir George Grey Aston[15] dankt het stadsbestuur en de bevolking voor de sympathieke ontvangst en de steun. De volgende dag neemt de burgemeester afscheid van hem in Hotel Terminus.

Op dinsdag 1 september verlaten de Britse militairen Oostende en trekken via Zeebrugge naar Antwerpen. Om spionnen op een verkeerd spoor te zetten, laat men lege treinen op en af rijden. Een Duits vliegtuig scheert op hoge hoogte over Oostende[16]

Tijdens het weekend van 6 september is het nog altijd rustig in de stad en in de provincie. Er zijn geen vijandige troepenbewegingen, schrijft L’Echo die vraagt dat de beiaard zou ophouden met om het uur Walzertraum van Oscar Straus te spelen. Voor een patriot is deze muziek niet langer te genieten, schrijft de krant.

Een Duits vliegtuig maakte een noodlanding in Oostende. Twee officieren worden opgepakt[17].

L’Echo van woensdag 9 september verzekert voor de zoveelste keer dat Oostende niets te vrezen heeft omdat de stad geen deel uitmaakt van het Duits krijgsplan.

Een kolonne van zestig voertuigen van het vierde legerkorps uit Namen komt op donderdag 10 september in Oostende aan en verlaat kort nadien opnieuw de stad met onbekende bestemming.

Vroeg in de ochtend van zondag 13 september heeft bij de wijk Roggeveld, tussen Zarren en Esen, een treffen plaats tussen zo’n 250[18] Ulanen en Belgische militairen. Na de middag slaan de Ulanen op de vlucht en laten materiaal, gewonden en dertig paarden achter. Enkele Duitsers worden gevangen genomen. Oostendenaars zien het militair transport voor gewonden op en af rijden in de richting van Diksmuide. Bij hun terugkeer per speciale tram via Leke, staat een enthousiaste groep Oostendenaars de soldaten van het 3de en 13de Linieregiment op te wachten aan de Torhoutsesteenweg. Oostendenaars lopen met de soldaten mee tot aan de kazernepoort.

De Franse vliegenier Adrien Gilbert[19] komt ‘s avonds aan. Roland Garros[20] wordt de dag nadien verwacht.

Vanaf donderdag 17 september moet elke wandelaar die zich van het station naar de haven begeeft, een speciaal pasje hebben.

In de nacht[21] van donderdag op vrijdag 25 september gooit een Zeppelin vier bommen op de omgeving van de vroegere vismijn (de Cierk of Cirque), het Zeestation en het Hazegras. Een hond wordt hierbij gedood maar voor de rest is er enkel materiële schade. De Duitsers wilden het Zeestation, de Smet de Nayerbruggen, de kazerne en de spoorweg Oostende-Brugge bombarderen. Dat de Duitse Zeppelin nog meer schade in Oostende had kunnen toebrengen, blijkt uit het feit dat, om zijn ballast kwijt te geraken, “de bestuurbare ballon” later in een veld in de omgeving van Torhout twee bommen van 122 kilo afwerpt. Als gevolg van dit bombardement, beveelt de militaire overheid ook alle lichten te doven vanaf 21 uur. Omdat Oostende een open stad is, tekent burgemeester Liebaert bij de Amerikaanse consul Johnson [21b ]protest aan tegen het bombardement.

Zondagavond 27 september is er opnieuw Zeppelin-alarm. Rijkswachters gaan op pad om de drankgelegenheden te ontruimen en de verlichting te doven.

De eerste 26 Canadese militairen arriveren op woensdag 30 september. Ze worden ontvangen in het Hôtel des Termes.

Op vrijdag 2 oktober komen opnieuw Britse militairen aan die direct in speciale treinen naar het front vertrekken. De eerste dagen van oktober komen ook nog Britse koloniale troepen aan die bivakkeren in de duinen en in Mariakerke. Deze naar schatting 14 000 militairen vertrekken allemaal richting Antwerpen[22]. De treinen komen terug met gewonde militairen[23] die worden overgebracht naar de plaatselijke militaire hospitalen die nu volzet zijn. Een volgende lichting gewonden wordt met de tram naar Middelkerke, Westende en verder over de IJzer gebracht.

L’Echo legt er de nadruk op dat de meeste militairen niet zo zwaar gewond zijn en dat de beslissing om de hospitalen van Antwerpen te “ontlasten” al een tiental dagen geleden werd genomen.

Geleidelijk dringt bij de Oostendenaars de ernst van de toestand door, vooral als ze vernemen dat geniesoldaten bezig zijn met het delven van loopgrachten in Snaaskerke. Als de soldaten van het 3de Linieregiment afgemat en ontmoedigd in Oostende terugkomen, is er geen twijfel meer mogelijk.

Het editoriaal van Le Littoral van zaterdag 3 oktober is sibillijns maar klinkt nog altijd optimistisch: «La situation générale est tout-à-fait satisfaisante», déclarait hier l’état-major. La veille il nous avait annoncé que la situation était seulement favorable. Satisfaisante vaut mieux, donc la situation s’est encore améliorée”. Wat verder blijkt dat dit optimisme toch niet zo groot is onder de bevolking: “Les lecteurs qui veulent bien nous honorer de leur confiance se seront épargné le souci de céder à la vague de pessimisme qui semble avoir gagné à ce moment-là la majorité de nos concitoyens, et est, du reste, déjà, — hâtons-nous de le dire, — complètement dissipée”.

Een sloep van de O.194 liep op een mijn. De sloep werd volledig vernietigd maar de vissersboot en de bemanning bleven gelukkig ongedeerd. Een Britse stoomboot met maïs aan boord en op weg van Galveston naar Zeebrugge, raakt drie mijnen. Vooraleer te zinken kan hij nog noodsignalen uitzenden. Garnaalboten komen ter hulp en de “sleepboot van de Staat” snelt vanuit Oostende toe.

Zondag 4 oktober blijven er de hele dag Engelse militairen[24] aankomen die onmiddellijk weer vertrekken richting Antwerpen om er de aftocht van de Belgische troepen te dekken. Jonge rekruten van de klas 1914 vertrekken per tram naar Ieper via Nieuwpoort en Veurne. Aan Petit Paris wuift de bevolking ze enthousiast uit en stopt hen gebak en fruit toe. “Ook was het een oorverdoovend geroep van: “Leve Oostende!” Velen schreven het zelfs met krijt op den buitenkant der wagens. In een dezer zwaaiden eenige soldaten Belgische vlaggetjes en zongen den ‘Vlaamschen Leeuw’ dat het kletterde“, schrijven Elleboudt en Lefèvre.

Vanaf maandag 5 oktober worden Oostende en omstreken afzonderlijk militair gebied. Duitsers en Oostenrijkers die in de kustregio worden aangetroffen, worden nu effectief als spionnen beschouwd. Idem voor wie hen logement verschaft. Vreemdelingen van een andere nationaliteit die voor de maand augustus niet in de kuststreek waren gedomicilieerd, moeten een verblijfsvergunning aanvragen. Belgen die de kustregio binnen willen voor militaire of andere ernstige motieven, moeten eerst een pas aanvragen bij de burgemeester van hun gemeente. Het is voortaan verboden om langs de kust per fiets of per auto te rijden.

Drankgelegenheden moeten opnieuw om 21 uur sluiten en verkoop van sterke dranken is voortaan verboden.

Dinsdag 6 oktober vertrekt een tram met rekruten van de lichting 1914 via Petit Paris en de Nieuwpoortsesteenweg naar het front.

De vissersboot O.213 loopt op woensdag 7 oktober op een mijn en zinkt met man en muis.

Een Taube werpt op donderdag 8 oktober strooibriefjes uit om de bevolking en de militaire aan te zetten de strijd op te geven.

Vrijdag 9 oktober zijn de Antwerpse forten gevallen. Het gros van het leger komt in Oostende aan en zet zijn tocht verder naar Nieuwpoort. “Dat was de genadeslag voor de meeste optimisten en vermeerderde niet weinig de paniek in de stad”, zeggen Elleboudt en Lefèvre. Het treinverkeer met Brugge is onderbroken. Geen treinen, geen telegraaf, geen telefoon en geen Belgische kranten meer, alleen nog de Nord-Maritime uit Duinkerke die de militaire toestand nog altijd rooskleurig voorstelt.

De laatste Britse soldaten komen op zaterdag 10 oktober aan. Zij vervangen de 2000 Britse militairen die na de val van Antwerpen in Nederland werden geïnterneerd. Ondertussen begint de ontruiming van Oostende en van de kuststreek tot aan de IJzer. Krijgsgevangenen en vertrouwelijke ministeriële documenten worden naar Engeland of Frankrijk verscheept.

L’Echo van zondag 11 oktober ontkent nog altijd dat Antwerpen gevallen is en voegt eraan toe: “Si les Allemands doivent venir un jour jusqu’à Ostende – ce qui semble fort improbable – ce ne sera pas de sitôt. Au surplus, la présence du roi à Ostende devrait suffire à rassurer la population”.

Twee dagen later, op dinsdag 13 oktober, werpt een Taube twee bommen op de Koninklijke villa en op de Gasfabriek. Er is gelukkig geen schade. Via een officiële mededeling maakt de regering bekend dat ze zich terugtrekt naar Le Havre van waaruit ze samen met de koning de strijd zal verder zetten tot het land is bevrijd.

De Burgerwacht[25] wordt ontbonden. De manschappen laten hun uniform achter of gooien het in het water. De legerstaf verlaat de stad met de maalboot Prinses Clémentine. De aviso Ville d’Anvers vertrekt met aan boord de kaderleden van het Zeewezen en hun familie.

Op woensdag 14 oktober vertrekt de plaatscommandant met de laatste maalboot[26]. Officieren verlaten de stad per auto en laten hun manschappen in steek met de woorden “Trek uw plan!”. Smissaert[27] schrijft: “Na den oorlog zal men wel eens mogen een onderzoeksken doen over het gedrag van zekere officieren, want is een groot gedeelte van ons leger ontzenuwd, zijn veel dappere leeuwen moedeloos geworden, de schuld is niet omlaag maar wel omhoog te zoeken”.

Munitie en wapens worden op spoorwagens geladen en vertrekken naar Frankrijk. Wat niet op tijd weg kan, wordt in het dok gedumpt.

De perscensuur is opgeheven omdat de censoren zelf het hazenpad kiezen. Sauve qui peut! Een Taube gooit een bom op het politiekantoor op de hoek van de Leffingestraat met de Spoorwegstraat. Gelukkig is er alleen materiële schade. De burgemeester roept de Oostendenaars op om de Duitse militairen niet uit te dagen, de kalmte te bewaren en zoveel mogelijk binnen te blijven

Donderdagochtend 15 oktober zijn alle Belgische militairen weg en zijn veel vluchtelingen verder gevlucht of naar huis teruggekeerd. De stad ligt er verlaten bij.

Om half tien komt de Duitse voorhoede vanuit Bredene op het Vandersweepplein[28] aan: een dragonder die de aanwezigen tot kalmte aanmaant. Daarna volgen Duitse huzaren en cyclisten. Ze gaan naar het stadhuis aan het Wapenplein voor een onderhoud met burgemeester Liebaert, de adjunct-politiecommissaris en de schepenen. De soldaten binden hun paarden vast aan de kiosk en maken een wandeling langs de zeepromenade. Elleboudt en Lefèvre beschrijven in mooie volzinnen de begrafenissfeer die er heerst in de stad:

“De kogel was door de kerk, de folterende onrust was verdwenen en de werkelijkheid was daar. Een doffe wanhopige gelatenheid maakte zich [van de Oostendenaars] meester, nog verhoogd door de grijze, mistige lucht, welk als een eindeloos rouwfloers boven de doodsche stad hing”.

De Duitse voorhoede wordt gevolgd door maarschalk Pacha von der Goltz[29], de algemeen gouverneur van België in wiens gezelschap de burgemeester en de stadssecretaris per auto naar Brugge vertrekken voor een onderhoud met generaal von Beseler die de militaire operaties in de kuststreek leidt. In een tweede auto volgt de heer Johnson, consul van de U.S.A[30] die zijn regering op de hoogte houdt van de gebeurtenissen. Een van de eerste daden van de Duitsers is het legen van de stadkassa met zo’n 7256 BEF[31]. Ook het vertier van de Duitse officieren in het Majestic Hotel aan de Zeedijk, komt op rekening van de stadskas. De Duitsers nemen het postgebouw, het justitiepaleis en de twee stations over. Ze bewaken ook de Kapellebrug. Ondertussen heropenen veel winkels. De burgemeester laat een nieuwe oproep tot kalmte aanplakken en roept op om samenscholingen te vermijden en vooral geen aandacht te trekken.

Om half twee trekt reeds een compagnie Duitsers door de Kapellestraat naar het Wapenplein, ‘s avonds gevolgd van het gros van de troepen: 600 infanteristen, 50 ruiters en een twintigtal wagens[32]. Al marcherend zingen ze Wacht am Rhein. De Oostendenaars kijken met een krop in de keel toe. De Duitsers worden ondergebracht in het stadhuis, de stadsscholen en de kazerne. In twee oorlogsdagboeken weerklinkt de dramatiek van het ogenblik door:

Met den avond branden geene gaslanteerns in onze straten. [Enkel] in de Kapellestraat en op de Groote Markt alsook aan de brug der Kapellestraat branden de gloeilampen“, schrijft Smissaert.

En Silvain Van Praet in zijn Engels oorlogsdagboek: “At night no lights in the streets. Darkness everywhere. Ostend seems like a town over which death has spread its mantel”.     

Oorlog voeren zonder dat er slachtoffers vallen, is ondenkbaar. Daarom wordt dadelijk en parallel met de militaire maatregelen de opvang en de verpleging van de oorlogsslachtoffers georganiseerd.

Op de eerste oorlogsdag, dinsdag 4 augustus, bieden zich spontaan drieëntwintig verpleegsters aan in het Militair Hospitaal. De Oostendse militaire geneesheer Louis Garnier[33] staat aan het hoofd van de medische dienst en gemeenteraadslid Oscar Montangie[34] is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur.

In samenwerking met de lokale pers, richten de Oostendse geneesheren een comité op met zetel in de Albertschool om geld, medisch en ander materiaal in te zamelen en om aan vrijwilligers een basiscursus verpleegkunde te geven.

Aan het einde van de eerste oorlogsweek komen zevenentwintig verpleegsters van het Londens Rode Kruis aan in Oostende. Ze reizen in een “salonwagen” van de spoorwegen door naar Brussel voor de verzorging van Britse militairen. Wie als vrijwilliger gekwetsten wil verzorgen, kan een sessie volgen In het stadhuis waar professor Heymans van de Gentse universiteit de lessenreeks verzorgt.

Half augustus is er al voldoende infrastructuur voorzien. In het militair en het burgerlijk hospitaal, het pensionaat Sacré-Coeur[35], de hotels Terminus[36], Palace, Britannique, Belle Vue en d’Allemagne, beschikt het Rode Kruis in totaal over 1000 bedden waarvan 500 alleen al in het Palace Hotel. De kinderkribbe Louise-Marie in de Londenstraat wordt gesloten en als lazaret ingericht. Een maand later komt daar nog Hotel L’Océan aan de zeepromenade bij met 30 bedden. Eind september  schenkt Groot-Brittannië een röntgentoestel aan het hospitaal van Oostende. De Duitse bezetter zal in zijn vuistje lachen!

Er zijn ook nog ongevallen en persoonlijke drama’s. Een rijkswachter wordt aan de hand gewond bij het schoonmaken van zijn wapen. Een Engelse marinesoldaat die “speelde met zijn revolver”, wordt op slag gedood. Tijdens een oefening van de Burgerwacht aan de brug van Oudenburg gaat een geweer per ongeluk af. Burgerwachter Gerard Ardaen, 27 jaar, wordt levensgevaarlijk gewond en overlijdt in het hospitaal Stracké. Daar wordt ook een psychisch labiele soldaat van het 3de Linieregiment verpleegd die waanzinnig wordt.

 © John Aspeslagh. Tekst overnemen kan mits bronvermelding.


[1] Een volledige opsomming van de taken en bewakingsopdrachten van de Oostendse Burgerwacht is te vinden in Le Carillon van 11 en 15 augustus.

[2] Le Littoral en Elleboudt-Lefèvre spreken van acht treinstellen, La Saison van drie.

[3] 3de en 23ste Linieregiment.

[4] Zie www.Oostende.be, Archief, Oostendse Biografieën onder Liebaert Auguste Louis (1856-1927), Liberale burgemeester van 1912 tot 1919.

[5] Zie Le Carillon van 15 augustus.

[6] Liebaert wil van de Britse bevelhebber, admiraal Christian, bekomen dat Oostende beschouwd wordt als een open stad zodat ze niet beschoten wordt bij een mogelijke Duitse inval; zie GOOSSENS (P.) en MEIRESONNE (L.), Vlaanderen Niemandsland 1914 (Leuven, 2009), p.108.

[7] Zie www.Oostende.be, Archief, Musée Stracké. In 1901 kwamen er aan de dijk twee paviljoentjes bij en in 1903 een villa, vooraan tegen het museum gebouwd. Het westelijk paviljoentje was een schuilhuisje voor tramreizigers, het oostelijke werd ingericht als lazaret. Auguste Stracké was namelijk een bijzonder actief lid van het Rode Kruis en droeg het lazaret in 1904 plechtig aan de vereniging over.

[8] Le Littoral van 19 augustus 1914 vermeldt hem als de nieuwe bevelhebber van de kazerne. Generaal-Majoor Harou was bevelhebber van de 3de Brigade Vrijwilligers.

[9] De rol en het statuut van de Belgische Burgerwacht stond al een hele tijd ter discussie; zie GOOSSENS (P.) en MEIRESONNE (L.), o.c., p. 14 en volgende.

[10] Eidem, p. 101 en volgende. Het betreft de Rijkswacht brigades van Brugge en Bergen. Een Duitser van 22 jaar overlijdt nadien in het militair hospitaal van Oostende en ligt begraven in Vladslo (graf 1302, nr 2).

[11] Later worden ze herbegraven op de militaire begraafplaats van De Panne; zie eidem, p. 396.

[12] GEVAERT (F.) en HUBRECHTSEN (F.), Oostende 14-18, deel 1 (Veurne, 1995, p. 37 en 39) schrijven dat er drie brigades mariniers toekwamen en dat ze aan wal werden gebracht met hun eigen reddingssloepen, stoomsloepen en sleepboten.

[13] Over de Britse vliegtuigen op de oosteroever en de “dirigeable Astra-Torres“, zie eidem, deel 1 (Veurne, 1995), p. 43 en volgende.

[14] Deze versoepeling werd aangeplakt op 31 augustus; zie eidem, deel 1 (Veurne, 1995), p. 16.

[15] Sir George Grey Aston (1861-1938), officier van Royal Navy. Voerde het bevel over de brigade die eind augustus naar Oostende werd gestuurd als dekking voor de Belgische strijdkrachten; zie Oxford Dictionary of National Biography, 2, p. 785b-786a.

[16] Le Temps van 5 september 1914.

[17] Le Gaulois van 8 september 1914.

[18] Duitse zijde: 350 Uhlanen, 61 gesneuvelden en 17 krijgsgevangenen volgens Elleboudt en Lefèvre. Zes Belgen sneuvelden volgens GOOSSENS (P.) en MEIRESONNE (L.), o.c., p. 193 en volgende.

[19] Franse vliegenier (1889-1918) gesneuveld in het laatste oorlogsjaar. Hij diende in hetzelfde eskadron als Roland Garros; zie Dictionnaire de biographie française, XV, p. 1522b.

[20] Franse vliegenier (1888-1918) gesneuveld in het laatste oorlogsjaar; idem, p. 578. Naar hem werd een tennisstadion in Parijs genoemd. Hij was al van vóór de Eerste Wereldoorlog een gekend “aviateur” en nam als vrijwilliger dienst bij de Franse luchtmacht. Zijn eerste opdracht als piloot aan het front dateerde pas van 16 augustus.

[21] Le Temps van 27 en van 28 september 1914 weet te vertellen dat de Zeppelin die rond 23 uur Oostende bereikte vanuit de richting Tielt kwam en in de richting van Torhout-Tielt opnieuw verdween. Er ontstond geen paniek in de stad. Het lag in de bedoeling om in het station munitietreinen te bombarderen, merkt de krant op. Een spion had waarschijnlijk de treinen opgemerkt maar die waren ondertussen al opnieuw vertrokken. Burgemeester Liebaert zou zelf een telegram naar de Amerikaanse president hebben gestuurd. Le Gaulois van 29 september 1914 vermeldt dat het protest van de burgemeester via de consul naar Washington werd doorgestuurd. Volgens GOOSSENS (P.) en MEIRESONNE (L.) (o.c., p. 248, zonder bronvermelding) was de Zeppelin in Brussel opgestegen en vloog over Geraardsbergen, Zottegem, Oudenaarde, Deinze, Tielt, Torhout, Gistel naar Oostende. Het tuig keerde terug over Brugge, Aalter, Ruiselede, Deinze en volgde daarna in omgekeerde volgorde het traject van de heenvlucht. In de buurt van Kruishoutem zou het nog vaten benzine hebben afgeworpen.

[21b] Henry A. Johnson (°1855), consul te Gent van 1911-17; zie http://politicalgraveyard.com/bio/johnson4.html#671.13.04

[22] GEVAERT (F.) en HUBRECHTSEN (F.), Oostende 14-18, deel 1 (Veurne, 1995, p.48) vermelden dat ze ook met opgeëiste Londense bussen naar Antwerpen werden gebracht.

[23] Elleboudt en Lefèvre spreken van 2000 gekwetsten uit Antwerpen maar zeggen niet op welke dag ze precies in Oostende aankomen. GEVAERT (F.) en HUBRECHTSEN (F.), Oostende 14-18, deel 1 (Veurne, 1995, p. 28) vermelden dat in minder dan 48 uur 1120 wagons bevoorrading en legermateriaal aankwamen. Omdat het treinverkeer in de war geraakte, besliste men ook per schip naar Oostende te evacueren.

[24] Pas vanaf 8 oktober volgens Smissaert.

[25] Zie ook GEVAERT (F.) en HUBRECHTSEN (F.), Oostende 14-18, deel 1 (Veurne, 1995) p.51 en volgende.

[26] Begin augustus brachten de maalboten 30 000 vluchtelingen naar Engeland en van 19 augustus tot 13 oktober nogmaals 50 000; zie DE BURBURE DE WESEMBEEK (A.), Eeuwfeest der lijn Oostende-Dover 1846-1946 (Antwerpen, 1946), p. 126.

[27] Smissaert publiceert dit in 1920 in zijn krant De Duinengalm, dus lang na de feiten.

[28] Plein voor het station Oostende-Stad. Nu Ernest Feysplein.

[29] Wilhelm Leopold von der Goltz (1843-1916), Duits militair, hielp het Ottomaanse leger reorganiseren en kreeg er de rang van veldmaarschalk. Vandaar zijn bijnaam “Pacha“. Hij was maar kort algemeen gouverneur in België en keerde in 1915 als raadgever van de sultan terug naar Turkije; zie Deutsche Biografische Enzyklopädie, Band 4, p. 92a.

[30] Het verslag van de aankomst van de Duitsers door Elleboudt en Lefèvre, Smissaert en Van Praet is gelijklopend. In de Parijse Le Figaro van 25 oktober 1914 verscheen een enigszins afwijkend ooggetuigenverslag:

L’occupation d’Ostende par les troupes allemandes s’est effectuée le jeudi 15 octobre, dans le plus grand calme. L’armée belge a évacué la ville de grand matin; à dix heures, les derniers soldats du roi Albert sont partis; quelques instants après, une patrouille de uhlans est arrivée au petit trot, a traversé les rues principales et s’est arrêtée devant la maison du bourgmestre. Celui-ci les attendait; il était en habit, cravate blanche et portait ses décorations. A ses côtés, deux gendarmes en grand uniforme constituaient sa garde d’honneur.

Les uhlans l’ayant invité à se rendre à l’hôtel de ville, pour y attendre l’état-major allemand, le bourgmestre ne put que consentir.

L’état-major arriva vers onze heures. Les officiers qui en formaient l’avant-garde, et qui étaient à cheval, se dirigèrent sans aucune hésitation vers la place de l’Hôtel-de-ville : ils avaient l’air d’être absolument dans leur propre pays. Deux automobiles suivaient, pleines d’officiers supérieurs: dans l’une, se trouvait le feld-maréchal von der Golz, gouverneur général de la Belgique.

Quand le maréchal se présenta au bourgmestre, celui-ci avait à sa droite M. Johnson, consul des Etats-Unis à Ostende, qui prit une part active à la conversation. L’entrevue fut, naturellement, très froide: le maréchal était, évidemment, embarrassé par la présence du consul américain et par le ton tranquille de ses deux interlocuteurs.

Il donna ses dispositions pour l’entrée des troupes et pour l’occupation de la ville. Personne ne fit d’objection. Enfin, il ne trouva rien de mieux que de prier M. Johnson de l’accompagner à Bruges pour lui présenter le général qu’il avait nommé gouverneur d’Ostende. M. Johnson consentit à la condition d’y aller dans sa propre voiture.

Le maréchal et le consul montèrent donc dans l’automobile de ce dernier, qui se mit en marche laissant flotter au vent un immense drapeau américain”. De anonieme oorlogscorrespondenten in België van de Parijse kranten stuurden al heel de zomer hun bijdragen vanuit hun “thuisbasis” Oostende. Misschien is de correspondent van Le Figaro  of een kennis van hem de “ooggetuige”?

[31] 3629 BEF volgens Smissaert en 7500 BEF volgens Silvain Van Praet.

[32] Volgens Le Figaro, ibidem, soldaten van het 38ste Pruisisch Infanterieregiment.

[33] Zie www.Oostende.be, Archief, Oostendse Biografieën onder Garnier Louis Joseph (1857-1922). Zijn burgerpraktijk bevond zich aan de Koningsstraat 30. Daarnaast was hij katholiek gemeenteraadslid en sedert 1912 ook lid van het schepencollege.

[34] Zie www.Oostende.be, Archief, Oostendse Biografieën onder Montangie Oscar (°1860), Katholieke partij.

[35] Het Pensionaat van de Sacré-Coeur langs de zeedijk, later Hoger Technisch Instituut, KHBO, Vives. Deze religieuzen stelden niet alleen hun lokalen ter beschikking, maar waren ook bereid de verzorging van gewonden en de maaltijden voor hun rekening te nemen; zie Le Carillon van 11 augustus.

[36] Hotel Terminus naast het Zeestation, Palace Hotel bij de Wellingtonrenbaan, Hotel Britannique op de hoek van de Jozef II-straat en de Kapellestraat, Hotel Belle Vue langs de Albert-I-promenade en het Hotel d’Allemagne in de Kaaistraat, dat ook toebehoorde aan de familie Stracké.

One thought on “Oostende in de verdediging

  1. bedankt voor het interessante verhaal. Ik ben op zoek naar meer gegevens voor mijn familiegeschiedenis. Wilt u mij hierbij helpen ?
    1. In ons huis, E. Beernaertstraat 87, was een Duitse officiers ingekwartierd. (verplichte opvordering) samen met zijn ordonnans en zijn paard. De officiers is gesneuveld en de ordonnans heeft het paard aan mijn grootouders gegeven. Zij hebben het doorgegeven aan een vervoersbedrijf in de J. Peurquaerstraat (vroeger veldstraat) van wie alle paarden waren opgevorderd bij het begin van de oorlog. Een van de hoefijzers van het paard is nog steeds in ijn bezit! vraag : kan er achterhaald worden welke officier hier was ingekwartierd?
    2. Mijn schoonmoeder, Leontina Ooghe (geboren jan 1913) vertelde dat zij met haar ouders (Henri Ooghe Angèle Verhulst) en grootouders (Henri Ooghe Damida Meyer) bij het begin van de oorlog naar Duinkerke zijn gevlucht met het vissersschip van haar grootvader. Daar aangekomen deden zij boodschappen en bij hun terugkomst moesten zij vaststellen dat hun vaartuig in de haven tot zinken was gebracht door bombardement. Zij zijn daarvoor vergoed geweest en moesten hiervoor na de oorlog naar het “tribunaal” in Frankrijk. Zijn daar sporen van terug te vinden ? vooral de naam van het vaartuig en de data van het bombardement en proces zijn voor mij (en mijn kinderen) van belang.

    Bedankt
    rika billiau 059/508362

Laat een reactie achter bij Rika Billiau Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>