Sylvain Van Praet vertelt de bezetting van Oostende


14 oktober 1914 was de eerste dag van de Duitse bezetting. Hier komen elke dag in eigen vertaling de gebeurtenissen verteld door de Oostendse stadsbediende Sylvain Van Praet die zijn onuitgegeven dagboek - The occupation of Ostend by the Germans – in het Engels bijhield tot aan de bevrijding van de stad op 17 oktober 1918.

 

The occupation of Ostend
by the Germans

oorlogsdagboek van
Sylvain Van Praet

vertaling John Aspeslagh

hertaling Martine Figoureux

Afkortingen en tekens
Dagboek Van Praet 1914
Dagboek Van Praet 1915
Dagboek Van Praet 1916
Dagboek Van Praet 1917
Dagboek Van Praet 1918

 

De vier Oostendse oorlogsdagboeken en het mysterie Sylvain Van Praet

 De voorbije vier jaar werd zowat overal de Eerste Wereldoorlog herdacht. Oorlogsdagboeken werden van onder het stof gehaald en ge(her)publiceerd. Jammer genoeg was dit niet het geval voor de Oostendse kroniekschrijvers die nochtans, gezien de specifieke ligging van de stad binnen het operatiegebied, een heel apart relaas op papier hadden gezet.

Vier jaar onder de klauwen der duitsche barbaren is de niet mis te verstane titel van het chronologisch ingedeeld oorlogsdagboek dat gemeenteraadslid en dagbladuitgever Aimé Smissaert[1]publiceerde in DeDuinengalm. De eerste aflevering verscheen in het nummer van 1 december 1919 en de laatste – 17 november 1915, de 399ste oorlogsdag – in De Duinengalm van 24 december 1922. In de digitale GOD-collectie[2]zijn er in totaal 163 afleveringen beschikbaar. De Oostendse Bibliotheek Kris Lambert en het Iepers Flanders Fields Museum bezitten fotokopieën van de 26 afleveringen[3] die daarop volgen. Er zijn twee hiaten: één van iets meer dan een jaar voor de periode van half september 1916 tot half oktober 1917 en een tweede hiaat voor de laatste oorlogsweken, van eind april tot aan de bevrijding van Oostende op 17 oktober 1918. De Plate publiceerde in zestig afleveringen[4]de gebeurtenissen van de eerste oorlogsmaanden.

Oostende onder de Duitsche bezetting werdgepubliceerd door het duo Alphonse Elleboudt, gemeenteraadslid en uitgever van De Zeewacht, en Gustaaf Lefèvre[5]. Hun dagboek is thematisch opgebouwd en behandelt ook uitvoerig deeerste oorlogsweken (augustus – half oktober 1914) waarover we niets vinden in de andere oorlogsdagboeken.De Zeewacht van 4 januari 1919 kondigde de publicatie in de vorm van uitknipbare afleveringen aan maar de eerste aflevering verscheen pas een klein jaar later, op 13 december 1919, en ongeveer gelijktijdig met de eerste aflevering van het dagboek van Smissaert in de concurrerende krant De Duinengalm. De volledige reeks afleveringen van Oostende onder de Duitsche bezetting werd later gebundeld (570 bladzijden) en zonder vermelding van datum gedrukt bij Unitas, de huisdrukkerij van De Zeewacht.

Men is lang in de overtuiging geweest dat dit de enige twee Oostendse oorlogsdagboeken waren. Op het einde van de vorige eeuw echter doken ongeveer gelijktijdig twee nieuwe dagboeken op: het volumineus onuitgegeven dagboek The occupation of Ostend by the Germanstoegeschreven aan Sylvain Van Praet en de Herinneringen uit den Oorlog bewaard in een notaboekje van tramconducteur Charles Castelein .

Stadsarchivaris C. Vermaut verzorgde de uitgave van de summiere notities van Charles Castelein onder de titel Het Oostendse oorlogsdagboek van Charles Castelein 1914-1918[6].

Een Oostendse stadsambtenaar – is het de Sylvain Van Praet wiens handtekening voorkomt onderaan het typoscript? – hield een in het Engels gesteld dagboek bij onder de titel The occupation of Ostend by the Germans. Rond dit onuitgegeven dagboek en zijn auteur blijven er tot op heden heel wat onduidelijkheden. Walter Thys[7]ontdekte het dagboek al in de jaren 1950 toen hij in de Verenigde Staten studeerde en in 1994 nam hij de draad terug op. De bijdrage die hij toen hierover publiceerde is bij ons weten het eerste en tot nu toe enige onderzoek gewijd aan dit dagboek.Thys betwijfelt of stadsambtenaar Sylvain Van Praet wel de auteur is. En als het Van Praet is, waarom verkoos hij om zijn dagboek in het Engels[8]te schrijven? Was zijn Engels toereikend? Voormalige medewerkers van Van Praet in het stadhuis hadden hun twijfels omtrent het handschrift. Thys kon in de onmiddellijke omgeving van Van Praet ook niemand vinden die van dit dagboek op de hoogte was. En daar stopt het mysterie niet. In de bibliotheek[9]van de Amerikaanse Yale universiteit ontbreken gegevens over hoe en wanneer het document er terecht kwam, wat toch hoogst eigenaardig is voor een gerenommeerde bibliotheek als die van Yale. In de catalogus wordt Van Praet omschreven als “a member of the Ostend (Belgium) city government“, wat helemaal niet klopt[10]. En ook het verhaal dat Van Praet zijn dagboek verborg “in a hole in the wall of the Maison Communal“, wordt door Thys als ongeloofwaardig afgedaan.

Ondertussen verzorgden we de volledige Nederlandse vertaling[11]van het typoscript dat zo’n 468 in quarto folio’s omvat. Een twintigtal zijn verloren gegaan. Het verloren gegane stuk konden we reconstrueren aan de hand van het manuscript dat samen met de getypte versie in Yale wordt bewaard. Het dagboek bestrijkt dag na dag vier jaar Duitse bezetting, van 14 oktober 1914 tot 17 oktober 1918[12].

Egied Strubbe[13]maakt een onderscheid tussen soldatendagboeken[14], bezettingsdagboeken en oorlogsdagboeken[15]. De dagboeken van Castelein, Smissaert en Van Praet behoren tot de tweede categorie. Dat van Elleboudt-Lefèvre omvat het hele oorlogsgebeuren en is dus een “oorlogsdagboek” in de strikte betekenis van het woord.

Strubbe merkt op dat weinige van die dagboeken in hun oorspronkelijke versie zijn bewaard, met name de notities genomen op het moment dat de gebeurtenissen zich voordeden en geschreven met de emoties van het ogenblik. De meeste dagboeken werden na de oorlog zowel in taal en stijl als naar inhoud herschreven. Bepaalde feiten of gebeurtenissen werden weleens weggelaten, sommige werden anders ingekleurd. De auteur kende nu immers de afloop en de ware toedracht ervan en paste zijn tekst aan in het vooruitzicht van publicatie, hield rekening met de stemming onder de bevolking (bv. revanchisme) en ook wel eens met de verwachtingen van de lezers.

In het licht van het voorgaande kunnen we stellen dat het dagboek van Charles Castelein het enige is dat achteraf nooit werd herwerkt omdat de notities niet bedoeld waren om te worden uitgegeven. Alphonse Elleboudt en Gustaaf Lefèvre hebben de oorspronkelijke chronologische notities – waarvan we restanten vonden in De Zeewacht jaargang 1919 en de nummers van 10 en 16 augustus 1935 – na de oorlog thematisch geordend tot een vlotlezend geheel. Ook Aimé Smissaert “kreeg de bijstand van enkele toegewijde medewerkers en informanten […] De teksten zijn dus in ruime mate gezamenlijk werk, maar dan wel onder supervisie en onder eindredactie van Aimé Smissaert zelf[16]. Waarschijnlijk liet Van Praet zijn manuscript na de oorlog typen. We merken minimale verschillen tussen het manuscript en het typoscript. Aantekeningen in manuscript wijzen erop dat het als grondtekst diende voor het uittypen. Misschien was het ook al een verwerking van eerdere notities? Walter Thys stelt dat “Van Praet in de tijd vooruit gaat met personages en toestanden zonder zelf te weten wat er zal volgen“. Waarschijnlijk weet hij het wel, maar doet hij alsof en respecteert zijn oorspronkelijke notities zoveel mogelijk naar vorm en inhoud[17]. Het typoscript eindigt met een Nawoordmet algemene beschouwingen over de voorbije oorlog. Dit stuk ontbreekt in het manuscript.
Het Oostendse oorlogsdagboek waar het meest naar verwezen wordt, is dat van Elleboudt en Lefèvre. Het is trouwens het enige dat na de oorlog in boekvorm werd uitgegeven. Het feit dat de auteurs een duo vormden, ouder waren dan Van Praet, journalistieke ervaring hadden, toegang tot allerlei bronnen en een groter schrijf- en verteltalent, spreken volgens Walter Thys in hun voordeel. Het dagboek van Van Praet daarentegen is “sec” gesteld, in eenvoudig gesproken Engels dat duidelijk niet de moedertaal van de auteur is, met als gevolg heel wat slordigheden, oneigenlijk en zelfs foutief taalgebruik. Maar Van Praet was wel een stadsbeambte waardoor hij als getuige een bevoorrechte positie bekleedde. In het stadhuis kon hij de gebeurtenissen van heel nabij volgen en de beleidsbeslissingen van het stadsbestuur uit eerste bron vernemen. Hij kan zelfs nauw betrokken zijn geweest bij de uitvoering. Zijn verhaal is bovendien erg empathisch. Hij deelt het lot van de Oostendse bevolking die gevangen zit in eigen stad maar hij is ook gevoelig voor het lijden van de gewone Duitse soldaat. Hij is echter genadeloos voor het Duits establishment en militarisme: het zijn “Hunnen” die België leegplunderen en de bevolking uithongeren. Hij is ook onverbiddelijk voor de landgenoten die meeheulen met de vijand, nl. de activisten.

Voor de periode van 1914 t/m 1917 nam Van Praet de Franse versie van de aangeplakte berichten (“placards“) van de Kommandantur en het stadsbestuur systematisch over en dit zowel in het manuscript als in het typoscript. In dit geval dus geen omzetting naar het Engels[18]. Voor ons bevatten die berichten evenwel geen nieuwe informatie. Ze zijn bovendien praktisch allemaal terug te vinden in de oorlogsdagboeken van Elleboudt-Lefèvre en/of Smissaert en/of in de collectie uitgegeven door de drukkerij De Vriese[19]. Van Praet gebruikt ook de Franse straatbenamingen.

Stadsbeamte én kroniekschrijver? 

De stadsbeambte Sylvain Van Praet

Deze biografie is samengesteld uit gegevens van het persoonlijk dossier[20]van Van Praet bij de stadsadministratie, uit vermeldingen in de Bulletin Communal / Gemeenteblad[21]en uit berichten in de lokale pers[22].

Sylvain Van Praet werd geboren in Oostende op 26 oktober 1889[23]. Op 1 februari 1908 trad hij in dienst van de stad en op 1 januari daaropvolgend werd hij definitief benoemd als “expéditionnaire”, wat betekent dat hij instond voor het kopiëren (toen nog overschrijven!) en het verzenden van documenten. In 1912 volgde zijn bevordering tot “commis” (klerk). “In 1914-18 ben ik [in Oostende] gebleven”, lezen we in een verklaring uit 1940. In november 1919 overleed zijn vader Victor. Rouwadres: Antwerpenstraat 18. Van 1920 tot 1930 was Sylvain bijkomend aangesteld als “sténographe de l’administration communale”, waarvoor hij een jaarlijkse vaste vergoeding van 1000 BEF kreeg. In die hoedanigheid woonde hij de vergaderingen van het schepencollege en de gemeenteraad bij. Tussen 1920 en 1925 wordt hij vermeld als lesgever stenografie van cursussen ingericht door het Van Nestegenootschap. Ondertussen was hij op 25 maart 1920 in het huwelijk getreden met Julienne Bourgoignie (1892 – 1980) die als dactylo werkte op het stadssecretariaat. In januari 1923 werd hun zoon Fernand geboren. Op 1 januari 1926 volgt zijn aanstelling als onderbureauchef. Vanaf die datum tot aan zijn pensionering zal regelmatig op hem een beroep worden gedaan om de stadssecretaris te vervangen. Op 1 januari 1928 wordt hij bureeloverste. Tijdens de ziekte en na het overlijden van stadssecretaris Hippoliet Vermeire werd hij opnieuw dienstdoende stadssecretaris en in 1933 kandideerde hij samen met dertien anderen voor de definitieve aanstelling in dat ambt. Hij moest echter Michel Surmont, die een diploma Bestuursrecht bezat, voor laten gaan. De gemeenteraadszitting van 22 september 1933 moet voor Sylvain bijzonder pijnlijk zijn geweest: Surmont kwam binnen en werd voorgesteld als de nieuwe stadssecretaris. Waarnemend secretaris Van Praet werd bedankt door de gemeenteraad en uitgeleide gedaan onder handgeklap van zij die hem in een geheime stemming hadden weggestemd[24]. Op 1 januari 1940 wordt Sylvain benoemd tot “afdelingshoofd”, een vorm van compensatie en erkenning was voor “zijn ervaring en innige hoffelijkheid, [die] menschen altijd bevredigt[25], “een harde werker die gedurende meer dan 12 jaar de sympathie wist te halen van éénieder waarmee hij in aanraking kwam”[26]. Op 17 mei 1940, zonder dat ze voorafgaand toelating van het schepencollege hadden gekregen, verlieten Sylvain en zijn vrouw hun job om hun 17-jarige zoon Fernand te vergezellen naar Blois naar waar hij zich samen met zijn leeftijdsgenoten moest begeven om gemobiliseerd te worden. Het gezin kwam pas in september 1940 terug. Noch het stadsbestuur, noch dienstdoend gouverneur Bulckaert aanvaardden het begeleiden van hun zoon als een geldige reden voor hun afwezigheid. In afwachting van een gerechtelijke uitspraak, werd Sylvain in juni 1940 eerst afgezet en later geschorst voor onbepaalde duur. Ook zijn vrouw Julienne werd enkele maanden geschorst met verlies van wedde. Eind december 1940 liet gouverneur Bulckaert weten dat hij van oordeel was dat Sylvain ambtshalve moest worden ontslagen. In november 1940 had de correctionele rechtbank een vonnis in hun voordeel geveld en werd Sylvains ontslag ingetrokken. In de plaats kwam een schorsing van één jaar ingaande op de datum van hun vertrek, met als gevolg dat Sylvain en zijn vrouw al in mei 1941 hun werk op het stadhuis konden hervatten. Sylvain verving nog herhaaldelijk de stadssecretaris tijdens diens verlof, wat er op wijst dat de plooien tussen hem en het stadsbestuur gladgestreken waren. In maart 1944 werd het gezin Van Praet verplicht geëvacueerd naar Gent waar ze als boventalligen in het stadsbestuur werden ingeschakeld. In oktober 1944 waren ze terug aan het werk in het Oostends stadhuis. Door de Besluitwet van 5 mei 1944 werden de sancties van ex-gouverneur Bulckaert vernietigd. Sylvain werd nu ook benoemd tot lid van de adviescommissie over het gedrag van het stadspersoneel tijdens de oorlog. Zijn houding tijdens de bezetting werd door het stadsbestuur omschreven als “onberispelijk”. In 1948 werd hij aangesteld als jurylid steno- en dactylografie voor de wervingsexamens van de stad. In de naoorlogse jaren zal hij weer regelmatig de stadssecretaris vervangen. In januari 1951 werd Sylvain ernstig ziek ten gevolge van een hartkwaal[27]en deed een aanvraag om op pensioen te worden gesteld op 1 oktober. Hij ontving de titel van “ere-afdelingschef”. Zijn vrouw Julienne Bourgoignie volgde hem op 1 april 1953. Sylvain overleed in Oostende op 3 juni 1978 en zijn vrouw twee jaar na hem.

De dagboekschrijver van The occupation of Ostend by the Germans[28]

Het is hoogst waarschijnlijk uit veiligheidsoverwegingen dat de dagboekschrijver, laten we hem voorlopig X noemen, zoveel mogelijk autobiografische informatie heeft geweerd. Een dagboek bijhouden vol gevoelige gegevens i.v.m. de bezettende macht was strafbaar en had in het beste geval, dedagboekschrijver een paar jaar opsluiting in een Duitse gevangenis kunnen kosten. Oostende lag in het operatiegebied en werd uitgebouwd tot thuishaven voor de Duitse Nordsee Flotille. De stad was zo goed als volledig afgesloten van de rest van het land. Wie weet zou de bezettende overheid zijn notities niet als een vorm van “spionage” hebben beschouwd en daarop stond de doodstraf. Vandaar dat autobiografische verwijzingenzeldzaam zijn. Op een totaal van ca 470 bladzijden typoscript vonden we amper een dertiental elementen die een licht werpen op de dagboekschrijver:

  • In oktober 1914 was X van plan om samen met drie kameraden Oostende te ontvluchten.
  • X woont nog thuis bij zijn ouders en het gezin is samengesteld uit vier personen.
  • X werkt in een kantoor op het Oostendse stadhuis toen nog gelegen op het Wapenplein.
  • X is een ex-burgerwachter en als de bezettende macht eind 1914 de ex-burgerwachters oproept voor controle maakt hij deel uit van de groep van wie de familienaam begint met een letter tussen N en Z.
  • In 1917 was X tien dagen aan het bed gekluisterd met de mazelen.
  • X gaat van kantoor naar huis via de Witte Nonnenstraat.
  • X woont dicht bij de A. Pieterslaan. Bij een beschieting in 1918 is een granaat neergekomen in de buurt van zijn woning en ontploft in de meubelwinkel van de heer Jules Ouvry. Uit een publicitaire inlassing in de lokale pers, weten we dat die meubelzaak gevestigd was in de Rogierlaan 42-44.
  • Bij bombardementen in 1918 gaat het gezin schuilen in de kelders onder de Sint-Jozefskerk. Hiervoor moet X “enkel de straat oversteken en om de hoek gaan”.
  • De tuin van het burgerlijk hospitaal bevindt zich op zo’n honderd meter van de woning van X.
  • X houdt meestal s’ avonds zijn dagboek bij op zijn zolderkamer.
  • In het manuscript staat een man afgebeeld in het uniform van de Burgerwacht. Volgens Walter Thys is dit een zelfportret van X.
  • In het manuscript komen een achttal passages in stenografie voor.
  • Onder het typoscript staat de handtekening “S. Van Praet”.

 Als we nu de informatie i.v.m. Sylvain Van Praet toetsen aan die van X:

SVP en X waren in Oostende tijdens de Eerste Wereldoorlog en aan het werk in het stadhuis.

  1. Antwerpenstraat 18, het ouderlijk adres[29]van Sylvain, beantwoordt perfect aan de beschrijving van X: niet ver van de A. Pieters- en Rogierlaan, op 100 meter van de tuin van het burgerlijk hospitaal[30], gelegen aan de overkant van de Sint-Jozefskerk.
  2. De familienaam van X begint met een letter tussen N en Z.
  3. Sylvain en X zijn onderlegd in stenografie. In zijn dagboek verwijst X trouwens naar lessen georganiseerd door het Van Nestegenootschap[31].
  4. De handtekening van Sylvain op documenten daterend van 1940 en later kende duidelijk een evolutie maar vertoont toch nog gelijkenis met die onder het typoscript.

Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, mogen we stellen dat SVP en X één en dezelfde persoon zijn.

Manuscript en typoscript 

Walter Thys vergeleek het typoscript niet met het manuscript. We deden dit systematisch en stelden vast dat beide over het algemeen goed overeen komen.

Enkel de bladzijden van het typoscript over de jaren 1914 en 1915 werden nagelezen (door wie?) en hier en daar werden met de hand verbeteringen of wijzigingen aangebracht.

Als één of meerdere zinnen van het manuscript ontbreken in het typoscript, is dit over het algemeen te wijten aan verstrooidheid of slordigheid van de typist en kunnen we daaruit niet noodzakelijk conclusies trekken.

In enkele gevallen werd de tekst van het manuscript aangevuld, verduidelijkt of genuanceerd.  Soms wordt een onleesbaar woord uit het manuscript gewoon weggelaten[32]. Een vraagteken in het manuscript waarmee de auteur wilde aangeven dat hij niet over de exacte gegevens beschikte, werd in het typoscript gewoon overgenomen. Idem voor enkele flagrante fouten[33]. Al deze zaken wijzen er op dat kroniekschrijver en typist niet dezelfde persoon zijn. Zo niet had die tijdens het overtypen flagrante fouten of lacunes rechtgezet of aangevuld.

Wat maten, gewichten en munten betreft, ontbreekt elke logica. Twee keer werd meterin het typoscript vervangen door yard, maar dan wel zonder omrekening. Kilogram, ton, fr. markworden behouden. We vonden ook yard in het manuscript. Totaal onlogisch is bv. f°442 waar we lezen: “Tegenwoordig kost een liter melk 1 BEF en betaalt men 1 shilling voor een ei”. 

De vele slordigheden, de met de hand aangebrachte verbeteringen, de doorstreepte woorden, … wijzen er eerder op dat het typoscript niet bedoeld was voor onmiddellijke publicatie, laat staan om te koop worden aangeboden aan de Yale universiteit, zoals gesuggereerd in het artikel[34]van Walter Thys.

Het is onwaarschijnlijk dat de ontbrekende folio’s van het typoscript in de universiteitsbibliotheek zelf zijn verloren gegaan. Dat moet al eerder gebeurd zijn.

Met het plaatsen van zijn handtekening onder het typoscript heeft SVP ons inziens duidelijk willen maken dat hij wel degelijk de auteur is. Misschien heeft zijn echtgenote Julienne Bourgoignie, (steno?)-dactylo van beroep, de tekst getypt? Maar dan rijst de vraag waarom ze al die slordigheden heeft overgenomen en geen verduidelijkingen gevraagd aan Sylvain? Is het manuscript misschien ook van haar hand en gebaseerd op eerdere notities van Sylvain? Dat zou dan meteen een antwoord zijn op de bewering van Sylvains vroegere medewerkers die in het handschrift niet onmiddellijk dat van hun vroegere chef herkenden[35]? De overeenkomst tussen het handschrift van het manuscript en dat van Julienne Bourgoignie uit een latere brief, is echter verre van overtuigend[36].

En dan zijn er nog de bedenkingen van Walter Thys.

Walter Thys vermeldt in zijn artikel dat de schrijver Karel Jonckheere, die Sylvain Van Praet persoonlijk heeft gekend op het stadssecretariaat, meende dat Sylvain het Engels onvoldoende machtig was om een volledig dagboek in het Engels te schrijven. Thys voegt er echter onmiddellijk aan toe dat “men kan aanvoeren dat die twijfels precies de bevestiging zijn van de voortreffelijke manier waarop Van Praet zijn dagboek onder de bezetting en wellicht ook daarna […] verborgen heeft weten te houden“. En misschien kunnen we nog een stapje verder gaan: heeft Van Praet niet bewust het Engels gebruikt als afleidingsmaneuver, om zich in te dekken voor het geval de Duitsers zijn dagboek zouden ontdekken en op zoek gaan naar de auteur. Zijn omgeving zou zo goed als zeker hebben verklaard dat hij hiervoor onvoldoende Engels kende.

Het feit dat hij met niemand over zijn dagboek heeft gesproken, ook niet met Karel Jonckheere, wijst ook op voorzichtigheid. Begin 1916 lezen we in zijn dagboek:

“De laatste dagen werden verschillende inwoners door de Kommandantur lastiggevallen i.v.m. anti-Duitse liedjes, verhalen, enz., getypt en verspreid. Ik kan U verzekeren dat het voor mij ook eventjes warm werd. Er werden verschillende aanhoudingen verricht. Enkelen werden opgesloten en beboet. Als ze dit dagboek zouden vinden, zou het er voor mij niet al te best uitzien[37].

Walter Thys vermeldt nog dat oud-collega’s gewag maakten van Sylvains buitengewone vrees voor de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wijst het feit dat het gezin Van Praet in mei 1940 hals over kop naar Frankrijk vertrok niet op zijn vrees dat de Duitsers ondertussen op de hoogte waren van het bestaan van het dagboek en de auteur zouden opsporen? Of dacht hij terug aan oktober 1914, toen hij van plan was om met zijn kameraden te vluchten, te lang treuzelde en niet meer weg geraakte?

Om te besluiten

Het lijkt ons zo goed als zeker dat de stadsambtenaar Sylvain Van Praet de auteur is van het dagboek. Dat hij niet de maker is van het typoscript, is waarschijnlijk. Hoe zijn oorlogskroniek in Amerika is terechtgekomen blijft echter een mysterie. Zelfs de Yale universiteit tast hierover in het duister, toch opmerkelijk voor een instelling van dat kaliber. Een hint of een toevallige aanwijzing zou ons verder kunnen helpen.

 

[1]Zie E. SMISSAERT, ‘Bij wijze van introductie’, in: De Plate, 1989, p. 58-59.

[2]Gescande Oostendse Documenten, digitale krantencollectie van de Stadsbibliotheek van Oostende. De jaargangen 1923 en volgende van De Duinengalm gingen verloren.

[3]Het is onduidelijk vanwaar die afleveringen komen. De Abraham-Catalogus van Belgische kranten en de catalogus van KBR vermelden geen bewaarde nummers van de jaargangen 1923 en 1924 van De Duinengalm.

[4]De Plate, jaargangen 1989 tot 2003. De zestigste aflevering (De Plate, september 2003) betreft de gebeurtenissen van 13 april 1915. Waarom de publicatie plots is gestopt, werd niet meegedeeld.

[5]Gustaaf Lefèvre was leraar aan het atheneum van Oostende. Zijn broer Louis (Lode) was actief binnen de plaatselijke activistische beweging geleid door Eugeen Everaerts.

[6]Reeks Oostendse historische publicaties, nummer 3 (1998) en ook digitaal te raadplegen op de website van de stad Oostende: https://www.oostende.be/file_uploads/13307.pdf.

[7]W. THYS, ‘The occupation of Ostend by the Germans(14th october 1914 – 17th october 1918): een in Amerika bewaard onuitgegeven oorlogsdagboek’, in: Handelingen XLVIII der Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, jaargang 1994, p. 207-30. Volgens Thys werd de voornaam van de Oostendse stadsbediende met –y geschreven. In Yale spelt men “Silvain” met –i.

[8]W. THYS geeft volgende voorbeelden van zijn belabberd Engels taalgebruik: to find spiritual(“geestig”), the particulars(“particulieren”), their meaning(“hun mening”), to grow still on hopeless(“stilaan alle hoop verliezen”). Daarnaast vonden we nog: flymachine(“flyingmachine”), strand(“beach”), this(“these”) housespooring(“pouring”), the Ostend people dont(“doesn’t”)likehe saws(“saw”), nothing specialsit has been statetret weather(“rot weer”), enz.Een anglicist zou zeker nog meer voorbeelden vinden, ook i.v.m. syntaxis, enz. Zie W. THYS, The occupation …., p. 225-227.

[10]Sylvain Van Praet was wel een tijd lang als stenograaf aanwezig op de vergaderingen van de gemeenteraad. Regelmatig was hij ook vervangend stadssecretaris.

[12]

Oorlogsjaar

Aantal schriftjes  manuscript

Folio’s typoscript

Bladzijden in de Nederlandse hertaling

1914

1 – 2

72

46

1915

2 – 6

160

102

1916

6 – 9

102

64

1917

9 – 11

69

42

1918

11 – 12

65

39

Totaal

12 + 2 bijlagen

468

293

Voor de jaren 1916 en 1917 ontbreken 20 folio’s (12 november 1916 – 30 januari 1917) van het typoscript maar we konden de verdeling over de twee oorlogsjaren reconstrueren aan de hand van de markeringen in het manuscript.

De jaren 1915 en 1916 zijn duidelijk het best vertegenwoordigd. De lengte wordt ook beïnvloed door het aantal opgenomen aangeplakte berichten (“placards“) uitgaande van de Kommandantur of van het stadsbestuur. Op twee uitzonderingen na werden er voor 1918 geen meer opgenomen.

[13]‘Een halve eeuw uitgaven van Westvlaamse oorlogsdagboeken uit de Eerste Wereldoorlog’, in: Studia Historica Gandensia 26 (Gent, 1964),p. 1-23.

[14]Bij deze categorie gaat het vooral over het relaas van krijgsverrichtingen wat niet belet dat hier en daar beperkte informatie te vinden is over het dagelijks leven. Wat Oostende betreft, verwijzen we naar de Herinneringen uit de Wereldoorlog van sergeant Henri Everaert (De Plate, 1981, p. 13). Er is ook het dagboek Als adjutant durch Frankreich und Belgien (Berlin, 1915) van de Duitse militair Otto von Gottberg die in Hotel Majestic verbleef twee dagen voor het beschoten werd. De pro-Duitse Zweedse ontdekkingsreiziger Sven Hedin vergezelde als oorlogscorrespondent het Duitse invasieleger en maakte gedurende de eerste twee oorlogsmaanden zijn opmars door België en Frankrijk mee. Zijn relaas verscheen in 1915 in Leipzig met als titel Ein volk in Waffen en werd nog hetzelfde jaar in het Frans, Engels en Zweeds uitgegeven. Van 21 tot 26 oktober 1914 verbleef hij aan de Belgische kust waar hij in Oostende getuige was van beschieting van Hotel Majestic door Britse torpedoboten; zie J. ASPESLAGH, ‘Een vergeten ooggetuige in Oostende’, in: De Plate, 2014, p. 228-243.

[15]Men zou nog een bijkomende categorie kunnen toevoegen, nl. de literaire oorlogsdagboeken zoals die van Virginie Loveling, Stijn Streuvels, Ernest Claes.

[16]E. SMISSAERT, ibidem.

[17]We geven een voorbeeld uit 1918 (typoscript, f° 436): “Vandaag 11 juni om 20.30 uur Duitse tijd, heeft het Duits afweergeschut pas geschoten nadat een geallieerd eskadron van meer dan een half dozijn vliegtuigen al twintig bommen en meer had afgeworpen in de buurt van de haven. Momenteel weet ik nog niet wat dit bombardement heeft aangericht.” En hij vulde nadien ook niet meer aan.

Eén zin echter, die alleen voorkomt in het typoscript (f° 306, met betrekking tot 1916), zou kunnen een allusie bevatten op de herstelbelastingen die Duitsland na de oorlog opgelegd kreeg: “Als het zo verder gaat, zal België na de oorlog geen industrie meer hebben, of wie weet, zal het herstel ervan bijzonder zwaar wegen op de schouders van de Duitsers“.

[18]In het deel over 1918 komen geen aangeplakte berichten meer voor, uitgezonderd op de fos455 en 456 waar twee berichten van de Kommandantur in het Engels werden vertaald.

[19]Oostende gedurende de Duitse bezetting – Ostende pendant l’occupation allemande. Drukkerij De Vriese, s.d., Torhoutsesteenweg 167, Oostende.

[20]Stadsarchief, Personeelsdossier Sylvain Van Praet. Door de brand van het stadhuis in mei 1940, bevat het enkel stukken van na die datum. Dit geldt uiteraard ook voor het dossier van zijn echtgenote Julienne Bourgoignie.

[21]Voornamelijk de jaargangen 1909, p. 141; 1912, p. 1084; 1920, p. 656; 1921, p. 1080; 1926, p. 54-55, 70 en 125; 1929, p. 38; 1933, p. 430, 433, 489 en 498; 1939, p. 869; 1940, p. 297, 367, 375, 619 en 807; 1941, p. 50 en 405; 1942, p. 347, 363, 374 en 445; 1944, p. 223; 1951, p. 654; 1952, p. 1149.

[22]Voornamelijk Le Carillon  27 oktober 1920; 16 en 20 juli 1921; 5 juli en 9 augustus 1922; 3 februari 1923; 2 juli 1924; 13 oktober 1925; 23 september 1933; De Zeewacht6 juni 1936; Echo d’Ostende21 juli 1921; 9 oktober 1929; 20 september 1930; 23 augustus en 23 september 1933; Gazet van Oostende11 augustus 1933; Le Littoral12 en 19 augustus, 9 en 23  september 1933; Le Phare16 en 23 augustus, 27 september  1933; Visserijblad10 december 1939.

[23]Geboorteakte 853. Vader: Victor Van Praet; moeder: Elisa Maes.

[24]Le Littoralvan 23 september 1933 schrijft: “Parions que, dans son for intérieur, [Van Praet] pensait que quelques voix eussent mieux fait son affaire que ce flot d’éloges posthumes du bourgmestre et les applaudissements chaleureux du Conseil”. 

[25]De Zeewacht 6 juni 1936.

[26]Visserijblad 16 december 1939.

[27]Stadsarchief, Personeelsdossier Julienne Bourgoignie, aanvraag verlof zonder wedde van 23 februari 1951.

[28]We verwijzen hoofdzakelijk naar het typoscript, folio’s 63, 64 (1914); 164, 174 (1915); 244, 273 (1916); 348 (1917); 410, 414, 417, 431, 442 (1918).

[29]Zijn vader Victor Van Praet overleed op 23 november 1919; rouwadres was Antwerpenstraat 18; zie De Zeewachten L’Echo d’Ostendevan 29 november 1919.

[30]Vóór de bouw van het H. Serruysziekenhuis kwam de tuin van het Burgerlijk Hospitaal tot aan de Kaïrostraat.

[31]F°212 Van Neste.

[32]Voorbeeld: typist begrijpt good-station(f° 381) (goederenstation) niet en laat gewoon een blanco.

[33]Thishouses are all plundered  (f° 58); whyshall we once assist at a real flightvoor “when shall we” …(f°80); Mr Permonvoor “Fermon(een nochtans bekende Oostendenaar betrokken bij de liefdadigheid) (f° 198); les pommes de terre doivent être déclarées à la Minquecommunalevoor “l’administration communale(f°254); there where great quantities of coppervoor “they know where are great quantities …” (f°298); peals” and “bassins”, verbastering van het Franse woord “pelle (spade)” (f°351)?; magazinesvoor “shops, stores“ (f°351); finished by the knudof a riflevoor “butt of the rifle (geweerkolf)” (f°352)? ; another list is also wanted auvillsremaining in Ostend, de typist meent auvillste lezen en neemt gewoon over, duidelijk zonder het woord te begrijpen (f°371); the arches of the ay-wallvoor “quai” (f° 384).

[34]W. THYS, The occupation …,p. 227, voetnoot 23.

[35]Idem, p. 225, voetnoot 20.

[36]In haar personeelsdossier, bewaard in het stadsarchief, steekt een korte brief van haar uit 1940 gericht aan het stadsbestuur.  Er liggen zo’n twintig jaren tussen het manuscript en de brief. De brief is met inkt en met zorg geschreven terwijl het manuscript een kladdocument is geschreven met een anilinepotlood.

[37]Typoscript f° 234, 5-8 januari 1916.

 © John Aspeslagh. Tekst overnemen kan mits bronvermelding.

Over de eerste oorlogsweken:

3 thoughts on “Sylvain Van Praet vertelt de bezetting van Oostende

  1. Volgens mijn documentatie, werd op 21 okt. 1917 om 11,30 u .een beschieting uit zee direct fataal voor de moeder en een der kinderen van het gezin Strubbe. de vader en en twee kinderen werden nog weggevoerd naar het “Hotel de la Marine” maar de vader overleed nog dezelfde dag
    Dodelijke slachtoffers beschieting 21 oktober 1917:
    - Strubbe Helene (11 jaar) Thourhoutsche Steenweg + 21 okt. om 12 uur op de Thourhoutsche Steenweg
    - Van Slembrouck Elodie (35 jaar) Thourhoutsche Steenweg + 21 okt. (moeder van Helena)
    - Strubbe Gustaaf (35 jaar) Thourhoutsche Steenweg + 22 okt. om 8 uur in de Kapellestr 37. (hotel de la Marine)

    • Geachte
      dank voor uw reactie. Ik heb eens nagezien wat Sylvain schreef voor de dagen door U vermeld maar die ik nog niet heb vertaald:

      1917

      The following day, Sunday [21th of October], at exactly midday the town was again shelled. This time from land, as it is supposed by everybody. It was this time another part of the town which was taken under fire: namely the “boterput”, rue Frère Orban. At this spot is situated a powder magazine which, by miracle, was not hit. But a turn-bridge (railway) has been completely blown up.

      This bombardment must have been expected by the Germans, for at 3 o’clock in the morning, the police was alarmed.

      No victims are to be deplored on the territory of Ostend, but at Steene (Hooge barriere) 2 persons were killed and 5 wounded.

      The marine works (ateliers de la marine de l’Etat) have completely evacuated, according to the constant bombardments.

      Monday, 22nd instant, 2 or 3 airmen of the Allies bombarded the works of the tramway (Chaussée de Nieuport). The forge has been completely destroyed. 2 persons were severely injured, 7 others lightly. One of the first two (Hoornaert) died soon afterwards.

      Ik verwijs ook naar volgende kranten die U digitaal kunt raadplegen op GOD (Gescande Oostendse documenten):

      Lijst der menschen te Oostende verongelukt tijdens de Duitse bezetting in Duinengalm 28 mei 1920 en weken daarna
      Lijst der vliegaanvallen op Oostende in Duinengalm 13 augustus 1920 en de weken daarna
      Lijst der beschietingen van Oostende 1917-1918 in Duinengalm van 22 oktober 1920 en weken daarna

      Siagrius

  2. Beste,

    Via De Standaard ben ik op uw website terechtgekomen en met interesse het dagboekfragment gelezen. Persoonlijk voel ik mij wegens een oorlogsdrama langs vaders zijde nauw bij wereldoorlog 1 betrokken. Mijn vader en zijn broer overleefden een slecht gerichte Engelse granaataanval vanuit zee , waarbij hun ouders en zus omkwamen. Het volledig vernielde huis was gelegen op de hoek van de Torhoutse Steenweg en de Slachterstraat te Stene (in 1970 gefusioneerd met Oostende). Het drama vond plaats op 21 oktober 1917. Deze winter ben ik van plan hierover zoveel mogelijk informatie in te winnen. In de eerste plaats wou ik mij richten tot de heemkundige kringen ” de Plate ” in Oostende en “de Schorre” in Stene. In het Rijksarchief te Brussel zou zich het dagboek van de pastoor van Stene bevinden.
    Tevens meen ik te mogen vaststellen dat U ook een bijzondere passie heeft voor deze oorlogstragiek en me dus ongetwijfeld kunt verwijzen naar te raadplegen bronnen, waarvan U er reeds enkele citeert. Mogelijks kent U ook bij hogergenoemde heemkundige kringen de geknipte personen tot wie ik mij kan wenden.
    Gezien mijn grootouders en tante onder ” friendly fire” het leven verloren hebben is er ook vanwege Flanders fields in Ieper belangstelling. Graag zou ik U de met hen uitgewisselde e-mails doorgeven, mits U bereid bent uw e-mail adres door te seinen. Op die manier zou U meer achtergrond verwerven in deze noodlottige gebeurtenis die onrechtstreeks ook mijn leven bepaald heeft.

    Met vriendelijke groeten
    Neron Strubbe (voor zover ik weet geen familie van Egide Strubbe)

Laat een reactie achter bij Strubbe Neron Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>