Lazaretten voor Oostendenaars tijdens de Eerste Wereldoorlog

Verschenen in De Plate, jaargang 2018, nummer december

Moeder Constance

Moeder Constance

In Le Littoral[1] jaargang 1937, vonden we zes bijdragen van de Oostendse dokter-chirurg Jules Ghyoot over de organisatie en de werking van de lazaretten voor de burgerbevolking. Ghyoot schreef die reeks naar aanleiding van het overlijden van Moeder Constance[2] van de Brugse Zwartzusters[3] die hem, samen met een zestal medezusters, in die moeilijke periode had bijgestaan. Zuster Constance zou later algemeen overste van haar congregatie worden.

Dat het relaas van Ghyoot in verschillende afleveringen en onregelmatig werd gepubliceerd, is waarschijnlijk de verklaring voor de onsamenhangendheid van zijn verhaal en de overlappingen. We hebben zijn tekst in chronologisch volgorde samengevat, wat structuur aangebracht en in de mate van het mogelijke aangevuld met gegevens uit andere bronnen[4]. 

De weken vóór 15 oktober 1914, eerste dag van de bezetting van Oostende

Half augustus, twee weken nadat België betrokken geraakte bij de oorlog, richtte het Rode Kruis in Oostende en omgeving hulp- en verbandposten in[5]. Eén van die “noodhospitalen” bevond zich in Hôtel des Thermes dat na de oorlog in de volksmond bekend bleef als “kanonhotel”. Het Hôtel des Thermes bevond zich op de hoek van de H. Serruyslaan met de Vindictivelaan (toen nog Keizerskaai) en de Aartshertoginnestraat[6], recht tegenover het na de Tweede Wereldoorlog gedempte derde dok. Henri Smis, rond de eeuwwisseling de grootste “allround” aannemer van Oostende, had het voor eigen rekening gebouwd in 1907. In 1909 werd het officieel ingehuldigd. In die tijd bestonden er plannen om het derde dok op te vullen en op die locatie een “thermale inrichting” op te trekken[7]. Zo kwam het nieuw hotel aan zijn naam. Vandaag bevindt zich op het opgevulde dok het stadhuis van Oostende. Continue reading